3.4 Erfelijkheid: stambomen

B4: Stambomen
Th3: Erfelijkheid
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

B4: Stambomen
Th3: Erfelijkheid

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen vandaag
Aan het einde van deze les:
- weet je hoe een stamboom eruit ziet
- kun je uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de individuen hebben, welk gen dominant is en welk gen recessief is
- kan je je eigen stamboom maken (Huiswerk!)
- weet je hoe een erfelijke eigenschap aan een stamboom wordt gekoppeld

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 3.4 stambomen
zelf aan de slag (Huiswerk)
herhalen leerdoelen
afsluiten les

Slide 3 - Tekstslide

Belangrijke begrippen
  • Genotype
  • Fenotype
  • Homozygoot (D of R)
  • Heterozygoot
  • Recessief
  • Dominant

Slide 4 - Tekstslide

Een stamboom

Slide 5 - Tekstslide

Stamboom
1. In een stamboom kan je zien van wie iemand afstamt.

2. In een stamboom kun je zien hoe een eigenschap in een familie is doorgegeven.

Een rondje is altijd een vrouw en een vierkantje is altijd een man.

Slide 6 - Tekstslide

Werkblad stambomen
stamboom van een gezin (staat ook in het boek)




Slide 7 - Tekstslide

Werkblad stambomen
Ouders: beide zwart haar 

kinderen: 2 kinderen hebben zwart haar, 1 dochter heeft blond haar

Slide 8 - Tekstslide

Werkblad stambomen
Met behulp van de stamboom gaan we achterhalen welk genotype de leden van het gezin hebben voor de eigenschap haarkleur.

Hiervoor volgen we een stappenplan.

Slide 9 - Tekstslide

Werkblad stambomen
Stap 1: stel vast welk fenotype elk gezinslid heeft

(fenotype is je uiterlijk, is genotype + milieu)

Slide 10 - Tekstslide

Beide ouders hebben hetzelfde fenotype (bruin haar). 
Eén kind heeft een ander fenotype: Zij heeft blond haar.

Daardoor weet je zeker dat dit kind homozygoot recessief is voor dit gen.
Het genotype van dit kind is aa.

Slide 11 - Tekstslide

stap 3: schrijf bij de stamboom wat je nu weet over het genotype van de overige gezinsleden.

Slide 12 - Tekstslide

De gezinsleden met een dominant fenotype hebben in elk geval één dominant gen in het genotype.
Bij deze personen geef je het dominante gen aan met A.

Slide 13 - Tekstslide

stap 2: stel het genotype vast van het kind met het afwijkende fenotype

Slide 14 - Tekstslide

stap 4: zet voor zoveel mogelijk gezinsleden het genotype voor deze eigenschap

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Beide ouders hebben donker haar. Zij kunnen alleen een kind krijgen met blond haar als ze allebei heterozygoot zijn.
Beide ouders hebben dus het genotype Aa.

Omdat beide ouders heterozygoot zijn, kan je niet vaststellen wat het tweede gen is bij de kinderen met donker haar. Zij kunnen homozygoot dominant zijn of heterozygoot.


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Hoe kan je alle genotypes invullen in een stamboom?
(probeer het in te vullen op een kladblaadje)

timer
7:00

Slide 19 - Tekstslide

Tip 1:  zoek twee ouders met hetzelfde fenotype en een kind met een ander fenotype

Slide 20 - Tekstslide

schrijf nu eerst op wat je weet
Donker haar is dominant
Rood  haar is recessief

AA  donker haar, homozygoot
Aa  donker haar, heterozygoot
aa  rood haar, homozygoot

Slide 21 - Tekstslide

Tip 2:  Je kunt nu de recessieve eigenschap invullen 
Daar is het genotype aa van

Hans en Karin hebben allebei donker haar, maar hun zoon Stefan heeft rood haar. 
Dit betekent dat:
Hans en Karin heterozygoot zijn.
Donker haar dominant is
Rood haar recessief is

Slide 22 - Tekstslide

Tip 3:  Nu kan je stap voor stap de andere genotypes invullen. Soms weet je gewoon niet zeker welk genotype een persoon heeft!!

aa rood haar
aa rood haar
aa rood haar
aa rood haar
aa rood haar
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Je hebt te weinig gegevens om te bepalen of het AA is of Aa
Donker haar
Je hebt te weinig gegevens om te bepalen of het AA is of Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

In een stamboom staat een vierkantje voor:
A
De man
B
De vrouw
C
De kinderen

Slide 25 - Quizvraag

Welke eigenschap is dominant? Leg uit.

Neem de stamboom over en noteer de genotypes.


Vader en moeder Bruens hebben hetzelfde fenotype.
Dochter Edith heeft een ander fenotype
1
Vader en moeder Bruens hebben hetzelfde fenotype.
Dochter Edith heeft een ander fenotype
Je weet nu: Het fenotype van de ouders is DOMINANT
het fenotype van edith is RECESSIEF
2
Vader en moeder Bruens hebben hetzelfde fenotype.
Dochter Edith heeft een ander fenotype
Je weet nu: Het fenotype van de ouders is DOMINANT en HETEROZYGOOT
het fenotype van edith is RECESSIEF en HOMOZYGOOT
3
Vader en moeder Bruens Aa
Edith aa
broer Edith Aa of Aa
4

Slide 26 - Tekstslide

Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 27 - Quizvraag

Wie zijn mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje

Slide 28 - Quizvraag

Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord

Slide 29 - Quizvraag

In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind pigment heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 30 - Quizvraag

Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
2 en 5

Slide 31 - Quizvraag

Bij konijnen komen verschillende vachtkleuren voor, zoals een donkere vacht en een vachtkleur die ’Himalaya-type’ wordt genoemd. Het gen voor donkere vachtkleur is dominant (A).
De stamboom in afbeelding 6 geeft de overerving van de vachtkleur in een konijnenfamilie
weer. Geef de genotypen van konijn 1, 2 en 3.

A
1 = AA / 2 = AA / 3 = aa
B
1 = Aa / 2 = AA / 3 = aa
C
1 = Aa of AA / 2 = Aa of AA / 3 = aa
D
1 = Aa / 2 = Aa / 3 = aa

Slide 32 - Quizvraag

Aan de slag:
Opdracht 1 t/m 5 (blz. 188-191)



Slide 33 - Tekstslide