Opdracht vorming van urine

Bespreking Opdracht
Vorming van urine
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bespreking Opdracht
Vorming van urine

Slide 1 - Tekstslide

1. In welk onderdeel van de nier en in welk onderdeel van de niereenheid ontstaan de resultaten van voorurine?




2. In welk onderdeel van de nier en in welk onderdeel van de niereenheid ontstaan de resultaten van urine?

Onderdeel nier: nierschors
Onderdeel niereenheid: kapsel van Bowman
Onderdeel nier: nierschors en niermerg
Onderdeel niereenheid: afdalend nierkanaaltje, lis van Henle en stijgend nierkanaaltje

Slide 2 - Tekstslide

Vanuit welke bron wordt de energie geleverd om voorurine te verkrijgen?
A
ATP
B
suiker
C
stromingssnelheid bloed
D
bloeddruk

Slide 3 - Quizvraag

Vanuit welke bron wordt de energie geleverd om van
voorurine urine te maken?
A
ATP
B
suiker
C
stromingssnelheid bloed
D
bloeddruk

Slide 4 - Quizvraag

5. Hoe blijkt uit de tabel dat de vorming van voorurine 
   (primaire urine) een passief proces is?



 
 
6. Hoe blijkt uit de tabel dat de vorming van urine 
   (secundaire urine) een actief proces is?

BINAS 85B
De concentratie van opgeloste stoffen in het bloedplasma en voorurine is gelijk (m.u.v. eiwitten)
Glucose wordt verbruikt en de concentratie van opgeloste stoffen in de voorurine en urine is ongelijk

Slide 5 - Tekstslide

Hoe is verklaarbaar dat voor bijna alle stoffen uit de BINAS-tabel 85B de concentratie in de urine
groter is dan in de voorurine?
A
Door terugresorptie van water
B
Door terugresorptie van zouten
C
Doordat eiwitten in bloed achterblijven
D
Doordat al het water naar de verzamelbuis gaat

Slide 6 - Quizvraag

8. Hoe is verklaarbaar dat voor de meeste stoffen in de urine de
    concentratie niet even sterk stijgt?





9. In welke volgorde staan de verbindingen in de tabel geordend?

Dat is afhankelijk van de hoeveelheid opgeloste stoffen die in het bloed aanwezig moeten blijven.
In volgorde van concentratie veranderingsfactor (clearance)

Slide 7 - Tekstslide

Clearance =  Klaring =

Concentratie veranderingsfactor van urine/voorurine
=
de factor waarmee de concentratie van een stof in de urine t.o.v. voorurine is toegenomen.

Slide 8 - Tekstslide

Welk stof blijkt volgens de BINAS-tabel 85B
volledig geresorbeerd te worden?

Slide 9 - Open vraag

11. Wanneer kan urine glucose bevatten?






12. Wanneer kan urine vrije hemoglobine bevatten?

Bij teveel glucose in het bloed, dan wordt de nierdrempel overschreden. 
Dat is bij een concentratie van 0,17% (0,17 g/100ml)
Hemoglobine is een eiwit, dus als het kapsel van Bowman eiwitten doorlaat

Slide 10 - Tekstslide

Het antidiuretisch hormoon (ADH) uit de hypofyse stimuleert de terugresorptie van water uit de nierkanaaltjes en verzamelbuisjes. Wat is de invloed daarvan op de osmotische waarde van urine?
A
daalt
B
stijgt
C
blijft even hoog
D
kun je niet weten

Slide 11 - Quizvraag

De osmotische waarde van urine wordt hoger 

De hypofyse geeft ADH af

concentratie ADH in het bloed stijgt

er wordt meer water uit de voorurine geresorbeerd

osmotische waarde van het bloed daalt
en osmotische waarde van de urine stijgt.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide