In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
12.1: Eigenschappen doorgeven (deel 1)
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Leerdoelen
Kennis opfrissen
Bibliotheek-tijd
Uitlegfilmpje met vragen
Verwerking
Slide 2 - Tekstslide
Kennis opfrissen vraag 1: In welk onderdeel van een cel zitten de erfelijke eigenschappen?
A
in het celmembraan
B
in de celkern
C
in het cytoplasma
Slide 3 - Quizvraag
Kennis opfrissen vraag 2: Hoeveel chromosomen zitten er in een spiercel van het menselijk lichaam?
A
48
B
46
C
24
D
23
Slide 4 - Quizvraag
Kennis opfrissen vraag 3: Hoeveel chromosomen zitten er in de kern van een zaadcel of van een eicel?
A
48
B
46
C
24
D
23
Slide 5 - Quizvraag
Kennis opfrissen vraag 4: Op alle chromosomen zitten erfelijke kenmerken, dus ook op chromosoom 13. De man en de vrouw geven al hun kenmerken door aan hun kinderen. Hoeveel chromosomen van paar 13 komen er in een zaadcel? En hoeveel in een eicel?
A
één in een zaadcel en één in een eicel
B
één in een zaadcel en één of twee in een eicel
C
één of twee in een zaadcel en één in een eicel
D
één of twee in een zaadcel en één of twee in een eicel
Slide 6 - Quizvraag
Kennis opfrissen vraag 5: Wat betekent het genotype voor haarkleur?
A
De kleur van het haar bij een persoon.
B
De erfelijke informatie voor haarkleur op de chromosomen.
C
De kleur die een ouder doorgeeft aan een kind.
Slide 7 - Quizvraag
Leerdoelen
Je kunt omschrijven wat dominant en recessief betekent.
Je kunt omschrijven wat homozygoot en heterozygoot is.
Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.
Je kunt genotypen met letters noteren.
Slide 8 - Tekstslide
Bibliotheek-tijd
Lezen leerstof blz. 82 t/m 85
Bestudeer bron 1 t/m 4
timer
7:00
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Vul in: Als de beide chromosomen van een paar dezelfde informatie bezitten, dan is de persoon ................. voor het gen.
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief
Slide 11 - Quizvraag
Vul in: Als de informatie van een chromosomenpaar verschillende informatie bevatten van een gen, dan is de persoon ................. voor het gen.
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief
Slide 12 - Quizvraag
Vul in: Bij iemand die heterozygoot is voor een gen zie je in het uiterlijk maar één aanleg terug. De aanleg die je wel ziet noem je .......1....., de aanleg die je niet ziet is ......2.......
A
1=Dominant
2=Homozygoot
B
1=Recessief
2=Dominant
C
1=Dominant
2=Recessief
D
1=Homozygoot
2=Dominant
Slide 13 - Quizvraag
Eigenschap haarkleur. Bruin is dominant over blond. Sleep onderstaande vakken in het juiste sleepdoel.
Homozygoot Dominant
Heterozygoot
Homozygoot Recessief
Aa
AA
aa
Allelen bruin/bruin
Allelen bruin/blond
Allelen blond/blond
Slide 14 - Sleepvraag
Verwerken
Maak de opdrachten 1-8 van 12.1 uit je werkboek.
Klaar: kijk de vragen na (de antwoorden staan op It's Learning; zie planner)
Doe de laatste vijf minuten een leerdoelencheck voor jezelf: lees de leerdoelen en bedenk wat je er al van weet. Zet dan een kruisje op de juiste plek op de leerdoelenkaart.
Slide 15 - Tekstslide
Leerdoelencheck
Je kunt omschrijven wat dominant en recessief betekent.
Je kunt omschrijven wat homozygoot en heterozygoot is.
Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.