12.1 Eigenschappen doorgeven (deel 1) 2022

12.1: Eigenschappen doorgeven (deel 1)
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

12.1: Eigenschappen doorgeven (deel 1)

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Leerdoelen
  • Kennis opfrissen
  • Bibliotheek-tijd
  • Instructie met vragen
  • Verwerking

Slide 2 - Tekstslide

Kennis opfrissen vraag 1:
In welk onderdeel van een cel zitten de erfelijke eigenschappen?
A
in het celmembraan
B
in de celkern
C
in het cytoplasma

Slide 3 - Quizvraag

Kennis opfrissen vraag 2:
Hoeveel chromosomen zitten er in een spiercel van het menselijk lichaam?
A
48
B
46
C
24
D
23

Slide 4 - Quizvraag

Kennis opfrissen vraag 3:
Hoeveel chromosomen zitten er in de kern van een zaadcel of van een eicel?
A
48
B
46
C
24
D
23

Slide 5 - Quizvraag

Kennis opfrissen vraag 4:
Op alle chromosomen zitten erfelijke kenmerken, dus ook op chromosoom 13. De man en de vrouw geven al hun kenmerken door aan hun kinderen. Hoeveel chromosomen van paar 13 komen er in een zaadcel? En hoeveel in een eicel?
A
één in een zaadcel en één in een eicel
B
één in een zaadcel en één of twee in een eicel
C
één of twee in een zaadcel en één in een eicel
D
één of twee in een zaadcel en één of twee in een eicel

Slide 6 - Quizvraag

Kennis opfrissen vraag 5:
Wat betekent het genotype voor haarkleur?
A
De kleur van het haar bij een persoon.
B
De erfelijke informatie voor haarkleur op de chromosomen.
C
De kleur die een ouder doorgeeft aan een kind.

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen
- Je kunt omschrijven wat dominant en recessief betekent.
- Je kunt omschrijven wat homozygoot en heterozygoot is.
- Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.
- Je kunt genotypen met letters noteren.
- Je kunt een kruisingsschema opstellen en daaruit de kans op een bepaald genotype bij de nakomelingen van een kruising afleiden.

Slide 8 - Tekstslide

Bibliotheek-tijd
  • Lezen blz. 82 t/m 86
  • Bestudeer bron 1 t/m 5
timer
7:00

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Vul in:
Als de beide chromosomen van een paar dezelfde informatie bezitten, dan is de persoon ................. voor het gen.
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 11 - Quizvraag

Vul in:
Als de informatie van een chromosomenpaar verschillende informatie bevatten van een gen, dan is de persoon ................. voor het gen.
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 12 - Quizvraag

Vul in:
Bij iemand die heterozygoot is voor een gen zie je in het uiterlijk maar één aanleg terug.
De aanleg die je wel ziet noem je .......1....., de aanleg die je niet ziet is ......2.......
A
1=Dominant 2=Homozygoot
B
1=Recessief 2=Dominant
C
1=Dominant 2=Recessief
D
1=Homozygoot 2=Dominant

Slide 13 - Quizvraag

Eigenschap haarkleur. Bruin is dominant over blond. Sleep onderstaande vakken in het juiste sleepdoel.
Homozygoot Dominant
Heterozygoot
Homozygoot Recessief
Aa
AA
aa
Allelen bruin/bruin
Allelen bruin/blond
Allelen blond/blond

Slide 14 - Sleepvraag

Verwerken
  • Maak de opdrachten 1-11 van 12.1 uit je werkboek.
  • Klaar: kijk de vragen na (de antwoorden staan op It's Learning; zie planner)

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt omschrijven wat dominant en recessief betekent.
- Je kunt omschrijven wat homozygoot en heterozygoot is.
- Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.
- Je kunt genotypen met letters noteren.
- Je kunt een kruisingsschema opstellen en daaruit de kans op een bepaald genotype bij de nakomelingen van een kruising afleiden.

Slide 16 - Tekstslide