3T 2.7 grammatica

Fijn dat je er bent!
Ga volgens de plattegrond zitten.
Pak je spullen alvast.


Zet je telefoon uit en stop hem in de (telefoon)tas.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fijn dat je er bent!
Ga volgens de plattegrond zitten.
Pak je spullen alvast.


Zet je telefoon uit en stop hem in de (telefoon)tas.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Grammatica 2.7  blz. 153

- Tijd over?
    Bezig met de presentatie




Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan de pv,  het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat ga je leren? Wat weet je al?
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Tekstslide

Verdelen in zinsdelen
  • Zet strepen tussen de verschillende zinsdelen.
  • Benoem ieder zinsdeel.

Na de wedstrijd zou Marcel de bal  aan  de trainer geven.

Slide 6 - Tekstslide

antwoord 

      BWB                   WG          O              LV                    MV           WG
Na de wedstrijd I zou I Marcel I de bal I aan de trainer I geven.




 

  

  

  

  

  

  

  

  

  

  

  

 

 

  

  

  

  

  

  

  

  

  

  

  



bwb



 



wg



 



o



 



lv



 



mv



 



wg



Na haar beurt



|



 zou



|



 Sterre



|



 de boog



|



 aan Boyan



|



 geven.






 

  

  

  

  

  

  

  

  

  

  

  

 

 

  

  

  

  

  

  

  

  

  

  

  



bwb



 



wg



 



o



 



lv



 



mv



 



wg



Na haar beurt



|



 zou



|



 Sterre



|



 de boog



|



 aan Boyan



|



 geven.




Slide 7 - Tekstslide

Maak opdracht 3 en 4 blz. 154-155
timer
7:00

Slide 8 - Tekstslide

 Opdracht 3 blz. 154
a. Opbellen, uitlachen, aanraken
b. 'Te" zegt iets over "slordig" en slordig is geen werkwoord
c. zich vervelen, zich scheren
d. ik sloof me uit. jij slooft je uit, hij/zij slooft zich uit, 
  wij sloven ons uit, jullie sloven je/jullie uit, zij sloven zich uit
e. het wederkerend voornaamwoord past zich aan het onderwerp aan

Slide 9 - Tekstslide

Nakijken opdr 4 blz 155

a.   begon uit te ademen, liet los

b.   zou kunnen raken, zich heeft leren concentreren

c.    miste

d.   stond te trillen, schaamde zich

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een wederkerend werkwoord?
A
schrijven
B
raken
C
zich vergissen
D
afwassen

Slide 11 - Quizvraag

Hij begon te zingen.
Wat is het WG?
A
begon
B
begon zingen
C
begon te zingen

Slide 12 - Quizvraag

Hij besloot na het eten af te wassen.

Wat is het WG?
A
besloot af te wassen
B
besloot te wassen
C
besloot eten af te wassen
D
besloot eten te wassen

Slide 13 - Quizvraag

In het weekend blijf ik wat langer liggen.
WAT IS DE PV?
A
In
B
liggen
C
blijf
D
ik

Slide 14 - Quizvraag

Drie uren later pakte de reiziger de trein naar Amsterdam.
WAT IS HET ONDERWERP?
A
de trein
B
naar Amsterdam
C
de reiziger
D
drie uren later

Slide 15 - Quizvraag

Ik heb gisteren een fiets in de sloot gevonden.
WAT IS HET LIJDEND VOORWERP?
A
een fiets
B
ik
C
gisteren
D
in de sloot

Slide 16 - Quizvraag

ZINSDELEN
Persoonsvorm (pv)

Is een werkwoord
Vind je door de tijdsproef

Slide 17 - Tekstslide

ZINSDELEN
Werkwoordelijk gezegde (wg)

Bestaat uit alle werkwoorden in de zin

Slide 18 - Tekstslide

ZINSDELEN
HET ONDERWERP (O)
Vraag:
Wie/wat + wg?

Slide 19 - Tekstslide

ZINSDELEN
HET LIJDEND VOORWERP (LV)
Vraag:
Wat/wat + wg + onderwerp

Slide 20 - Tekstslide

ZINSDELEN
HET MEEWERKEND VOORWERP (MV)
Vraag:
Aan (voor) wie  +  wg  +  onderwerp  +
 lijdend voorwerp

Slide 21 - Tekstslide

Even oefenen...
1. Afgelopen vrijdag heb ik mijn telefoonnummer aan mijn mentor doorgegeven.

2. Twee dagen later stuurde hij mij een Tikkie.


Slide 22 - Tekstslide

aan de slag
opdracht 6  blz 156
maken
Maak je dit liever thuis, dan mag je ook aan je presentatie werken.

Slide 23 - Tekstslide