Grammatica hoofdstuk 1 (les 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je leesboek
  • je schrift
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je leesboek
  • je schrift

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lezen
  • Herhalen zinsontleding
  • Werkmoment
  • Quiz 1.5 om 11.40 uur
  • Afsluiten van de les

Slide 2 - Tekstslide

timer
7:00

Slide 3 - Tekstslide

Vaste volgorde p. 233
1. Onderstreep de pv => tijdproef
2. Zet zinsdeelstrepen => zinsdeelproef
3. Benoem wg of ng (inclusief pv)
4. Benoem o: wie/wat + gezegde?
5. Benoem lv: wie/wat + gezegde + onderwerp?
6. Benoem mv: aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?
7. Benoem bwb: zinsdelen die overblijven (meestal)

Slide 4 - Tekstslide

Stap 1: zoek de pv
Na haar beurt zou  Sterre de boog aan Boyan geven.

Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm (pv).

Slide 5 - Tekstslide

Stap 3: zoek het gezegde
Na haar beurt | zou (pv) | Sterre de boog  aan Boyan geven.

Heeft het belangrijkste werkwoord een duidelijke betekenis? Dan wg.
Het werkwoordelijk gezegde (wg) zijn alle werkwoorden in de zin (dus ook de pv). Daarbij horen ook aan het, te, wederkerend voornaamwoord en scheidbare werkwoorden.

Bijvoorbeeld: was aan het vissen, stond te vissen, waste zich, belde op.

Slide 6 - Tekstslide

Stap 4: zoek het onderwerp
Na haar beurt | zou (pv, wg) | Sterre  de boog  aan Boyan | geven (wg).

Wie/wat + gezegde? Antwoord hierop is het onderwerp (o).

Slide 7 - Tekstslide

Stap 5: zoek het lijdend voorwerp
Na haar beurt | zou (pv, wg) | Sterre (o) | de boog  aan Boyan  | geven (wg).

Wie/wat + wg + o? Antwoord hierop is het lijdend voorwerp.

Slide 8 - Tekstslide

Stap 6: zoek het meewerkend voorwerp
Na haar beurt | zou (pv, wg) | Sterre (o) | de boog (lv) | aan Boyan  | geven (wg).

Aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv? Antwoord hierop is het meewerkend voorwerp.

Slide 9 - Tekstslide

Stap 7: benoem overige zinsdelen
Na haar beurt | zou (pv, wg) | Sterre (o) | de boog (lv) | aan Boyan (mv) | geven (wg).

Meestal zijn de zinsdelen die overblijven bijwoordelijke bepalingen. Die zinsdelen geven antwoord op vragen als waardoor, wanneer, hoe vaak, waarmee, waar, waarheen?

Slide 10 - Tekstslide

Werkmoment
  • Werk alleen. Eerste tien minuten in stilte.
  • Laatste tien minuten mag je ZACHTJES overleggen.
  • Je maakt de opdrachten digitaal.
  • Maak af van 1.7 grammatica zinsdelen opdrachten 1, 3 t/m 8.
  • Geeft de methode extra oefening aan via Versterk jezelf? Doen!!
  • Klaar? Begin met het huiswerk van dinsdag (zie Magister).
  • Om 11.40 quiz 1.5 woorden.

timer
20:00

Slide 11 - Tekstslide

Quiz
Weet je het nog?

Theorie woorden 1.5

Slide 12 - Tekstslide

Piratenboot
A
samenstelling
B
afleiding

Slide 13 - Quizvraag

leefbaar
A
samenstelling
B
afleiding

Slide 14 - Quizvraag

onweer
A
samenstelling
B
afleiding

Slide 15 - Quizvraag

autoband
A
samenstelling
B
afleiding

Slide 16 - Quizvraag

'de balans' betekent
A
twijfel
B
evenwicht
C
plant uit ver land

Slide 17 - Quizvraag

'het gros' betekent
A
gebied
B
zo nu en dan
C
merendeel

Slide 18 - Quizvraag

Afsluiting
  • Huiswerk volgende les staat in Magister.
  • Neem je je leesboek weer mee?

Slide 19 - Tekstslide