H5 en H6 Grammatica klas 2HV juni 2023

Oefenopdrachten toetsweek 
H5 en H6 Grammatica 
zinsdelen en woordsoorten
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefenopdrachten toetsweek 
H5 en H6 Grammatica 
zinsdelen en woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

1. Welke uitspraak is waar?
A
In een bijzin staat de persoonsvorm vaak achter in de zin.
B
In een enkelvoudige zin staan één of meer persoonsvormen.
C
Beide antwoorden zijn juist.

Slide 2 - Quizvraag

2. Terwijl zij het vlees bakt, was ik de groenten.
De eerste zin is een...
A
hoofdzin
B
bijzin

Slide 3 - Quizvraag

3. In dat café kom ik graag, omdat daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
De eerste zin is een...
A
hoofdzin
B
bijzin

Slide 4 - Quizvraag

4. Wist je dat skeleton een vorm van sleeën op een bobsleebaan is?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 5 - Quizvraag

5. Zullen we morgen naar het strand gaan of wil je liever naar de dierentuin?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 6 - Quizvraag

6. De oudere kinderen mochten mee naar het feest, maar de kleintjes moesten thuisblijven.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 7 - Quizvraag

7. Noteer de voegwoorden uit deze zin:
Zodra de uitslag bekend is, geeft de voorzitter of de secretaris een persconferentie, want de journalisten staan al uren te wachten.

Slide 8 - Open vraag

8. Noteer de voegwoorden uit deze zin:
Arnie zegt dat hij deze zomer gaat kamperen, tenzij het slecht weer is, want zijn tent is niet helemaal waterdicht.

Slide 9 - Open vraag

9. Het kamp lijkt me niet leuk, maar ik ga er toch naartoe.
'Maar' is een....
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 10 - Quizvraag

10. In dat café kom ik graag, omdat daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
'omdat' is een....
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 11 - Quizvraag

11. De jongen gaat naar een cursus, zodat hij nieuwe dingen kan leren.
'Zodat' is een....
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 12 - Quizvraag

12. De ouders drinken koffie en de kinderen drinken limonade.
'en' is een....
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 13 - Quizvraag

13. Ik ga met de fiets, want het is mooi weer.
'want' is een....
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 14 - Quizvraag

14. Doordat het de hele week heeft geregend, is wandelen in het bos geen pretje
'doordat' is een....
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 15 - Quizvraag

15. Deze vuilniszakken zijn extra sterk, zodat de wasberen ze minder snel stukmaken.
De bijzin is een
A
OW-zin
B
LV-zin
C
MV-zin
D
BWB-zin

Slide 16 - Quizvraag

16. Dat meisje dat daar op straat loopt, schijnt bijzonder aardig te zijn!

De bijzin is een
A
OW-zin
B
LV-zin
C
MV-zin
D
BWB-zin

Slide 17 - Quizvraag

17. Ze besloot dat ze dit weekend haar kamer opnieuw zou inrichten.


De bijzin is een
A
OW-zin
B
LV-zin
C
MV-zin
D
BWB-zin

Slide 18 - Quizvraag

1. Walter schrijft een brief. - zww
2. Walter heeft een brief geschreven. - hww
3. Walter wordt grootvader. - kww

Dit zijn enkelvoudige zinnen, maar dit moet je ook kunnen bij samengestelde zinnen. 
Hoe doe je dat?
1. Splits de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen.
2. Schrijf het gezegde op --> wg of ng? 
3. Ga na of je te maken hebt met een zww, hww of kww. 

Slide 19 - Tekstslide

18. Doordat Annelies vaak ziek is, loopt ze achter met haar schoolwerk.

Wat is het gezegde van deze zin?
A
Werkwoordelijk gezegde (WG) + Naamwoordelijk gezegde (NG)
B
Naamwoordelijk gezegde (NG) + Werkwoordelijk gezegde (WG)
C
Werkwoordelijk gezegde (WG) + Werkwoordelijk gezegde (WG)
D
Naamwoordelijk gezegde (NG) + Naamwoordelijk gezegde (NG)

Slide 20 - Quizvraag

19. Doordat Annelies vaak ziek is, loopt ze achter met haar schoolwerk.
Benoem de werkwoorden
A
is = kww loopt achter = hww
B
is = zww loopt achter = hww
C
is = zww loopt achter= kww
D
is = kww loopt achter= zww

Slide 21 - Quizvraag

20. Ik heb geen zin dus ik ga dat ook echt niet doen!

Wat is het gezegde van deze zin?
A
Werkwoordelijk gezegde (WG) + Naamwoordelijk gezegde (NG)
B
Naamwoordelijk gezegde (NG) + Werkwoordelijk gezegde (WG)
C
Werkwoordelijk gezegde (WG) + Werkwoordelijk gezegde (WG)
D
Naamwoordelijk gezegde (NG) + Naamwoordelijk gezegde (NG)

Slide 22 - Quizvraag

21. Ik heb geen zin dus ik ga dat ook echt niet doen!

Benoem de werkwoorden
A
heb = hww ga= hww doen = zww
B
heb = kww ga= hww doen = hww
C
heb = zww ga= hww doen = zww
D
heb = hww ga= zww doen = zww

Slide 23 - Quizvraag

vragen
VRAGEN? 

Slide 24 - Tekstslide