hoofdzinnen, bijzinnen, voegwoorden, ww'en in samengestelde zinnen
Dinsdag 26 mei
Welkom!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Dinsdag 26 mei
Welkom!
Slide 1 - Tekstslide
Planning
1. Boekpromotie! 2. Oefentoets grammatica bespreken ~25 min 3. Vragen over H5 Grammatica ~5 min 4. H6 Grammatica ~15 min 5. Stiefkind bespreken ~5 min
Slide 2 - Tekstslide
1. Welke uitspraak is waar? A. In een bijzin staat de persoonsvorm vaak achter in de zin. B. In een enkelvoudige zin staan één of meer persoonsvormen.
Hoofdzin = ? Bijzin = ?
Slide 3 - Tekstslide
2. Wist je dat skeleton een vorm van sleeën op een bobsleebaan is?
a. Hoofdzin + hoofdzin b. Hoofdzin + bijzin c. Bijzin + bijzin
Slide 4 - Tekstslide
3. Zullen we morgen naar het strand gaan of wil je liever naar de dierentuin?
a. Hoofdzin + hoofdzin
b. Hoofdzin + bijzin
c. Bijzin + bijzin
Slide 5 - Tekstslide
4. De oudere kinderen mochten mee naar het feest, maar de kleintjes moesten thuisblijven.
a. Hoofdzin + hoofdzin
b. Hoofdzin + bijzin
c. Bijzin + bijzin
Slide 6 - Tekstslide
5. Herschrijf de onderstaande zin tot een zin met de volgende structuur: bijzin + hoofdzin + bijzin.
De zin: De bel ging en omdat haar moeder achter in de tuin bezig was, liep Samira naar de voordeur.
Bijvoorbeeld: Omdat haar moeder achter in de tuin bezig was, liep Samira naar de voordeurtoen de bel ging.
Slide 7 - Tekstslide
6. Noteer de voegwoorden uit deze zin: Zodra de uitslag bekend is, geeft de voorzitter of de secretaris een persconferentie, want de journalisten staan al uren te wachten.
zodra, of, want
Slide 8 - Tekstslide
7. Noteer de voegwoorden uit deze zin: Arnie zegt dat hij deze zomer gaat kamperen, tenzij het slecht weer is, want zijn tent is niet helemaal waterdicht.
dat, tenzij, want
Slide 9 - Tekstslide
8. Noteer het eerste woord van de onderstaande bijzin en zet de juiste afkorting erachter: bijwoord (bw), voorzetsel (vz), vragend voornaamwoord (vr.vnw), voegwoord (vgw). De zin: Ik kies pas een partij,wanneerik in het stemhokje sta.
Hoofdzin = ik kies pas een partij Bijzin = wanneer ik in het stemhokje sta
1e woord = wanneer = bijwoord (bw)
Slide 10 - Tekstslide
9. Noteer het eerste woord van de onderstaande bijzin en zet de juiste afkorting erachter: bijwoord (bw), voorzetsel (vz), vragend voornaamwoord (vr.vnw), voegwoord (vgw). De zin: Zodra we de toets zagen, wisten we dat hij niet moeilijk was.
Hoofdzin = wisten we dat hij niet moeilijk was.
Bijzin = Zodra we de toets zagen
1e woord = zodra = bijwoord (bw)
Slide 11 - Tekstslide
10. Verbind 2 hoofdzinnen met het voegwoord 'en'.
Bijvoorbeeld: Wij gaan vanavond naar de film en daarna drinken we nog wat in een leuk cafeetje.
Samen gingen we naar de markt en daarna aten we een hamburger bij de McDonalds.
Slide 12 - Tekstslide
11. Verbind 2 bijzinnen met het voegwoord 'en'.
Bijvoorbeeld: Luuk vertelde me dat hij naar het buitenland gaaten dat hij ten minste een half jaar wegblijft.
Slide 13 - Tekstslide
vragen
VRAGEN?
Slide 14 - Tekstslide
Uitleg H6 Grammatica woordsoorten
Let op! Van H6 alleen woordsoorten, geen zinsontleding!
1. Walter schrijft een brief. 2. Walter heeft een brief geschreven. 3. Walter wordt grootvader.
Slide 15 - Tekstslide
1. Walter schrijft een brief. - zww
2. Walter heeft een brief geschreven. - hww
3. Walter wordt grootvader. - kww
Dit zijn enkelvoudige zinnen, maar dit moet je ook kunnen bij samengestelde zinnen.
Hoe doe je dat? 1. Splits de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen. 2. Schrijf het gezegde op --> wg of ng? 3. Ga na of je te maken hebt met een zww, hww of kww.
Slide 16 - Tekstslide
Veel mensen willen naar een warm land, omdat ze graag bruin worden in de zon.
1. Splits deze samengestelde zin in enkelvoudige zinnen. 2. Noteer het gezegde. 3. Benoem de werkwoorden: zww, hww of kww.
- Tegenstelling Jill en Margriet: ontbijt bij Jill en ontbijt bij Margriet. "Ze keek naar de groene fruitstukjes in het schaaltje. Dus zo zag een giftige appel eruit." - Reactie Jill op het nieuws: "Wow! Het was serieus!" - Waarom ging Virginia als klein meisje vóór school langs een warenhuis?