Voorbereiding toets Ziekten van het zenuwstelsel en verstandelijke beperking

Toets Blok 3, deel 1 
  • Ziekten van het zenuwstelsel: CVA, Parkinson, MS, Epilepsie, Dwarslaesie, 
  •  Verstandelijke beperking, meervoudige beperkingen (gehandicaptenzorg)
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Toets Blok 3, deel 1 
  • Ziekten van het zenuwstelsel: CVA, Parkinson, MS, Epilepsie, Dwarslaesie, 
  •  Verstandelijke beperking, meervoudige beperkingen (gehandicaptenzorg)

Slide 1 - Tekstslide

Een CVA is altijd bloedig
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag


Welk antwoord is goed?
Bij een CVA
A
kan een bloedvaatje geknapt zijn
B
heeft de cliënt een trombosebeen
C
kan er een tekort aan dopamine zijn
D
heeft de cliënt problemen met de longen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een TIA en een herseninfarct?
A
Een TIA is altijd een hersenbloeding
B
Een infarct is altijd een hersenbloeding
C
Een infarct gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen
D
Een TIA gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is Parkinson?
A
Stoornissen in je handen
B
Je hebt een geestelijke aandoening
C
Stoornissen in beweging
D
ADHD

Slide 5 - Quizvraag

Bij parkinson
A
is de myeline schede aangetast
B
is de aansturing naar de spieren verdwenen
C
is er een tekort aan neurotransmitter dopamine
D
is er teveel aan insuline

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn symptomen van Parkinson?
A
Beven
B
Bewegingstraagheid
C
Stijfheid
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 7 - Quizvraag

Wat is MS?
A
Motorische sensitisatie
B
MotoSensoriek
C
Multi Sensorisch
D
Multiple Sclerose

Slide 8 - Quizvraag

Bij MS is de myeline aangetast, welk
gedeelte van een axon is dit?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Behoort MS tot de spierziekten?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Een dwarslaesie zit altijd
A
rond de middel
B
kan in het hele ruggenmerg zijn
C
rond de ribbenkast
D
bij het staartbeen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen veel voorkomende complicatie van een dwarslaesie?
A
Decubitus
B
Blaasretentie
C
Pijn in aangedane deel
D
Oedeem in aangedane deel

Slide 12 - Quizvraag

Hoe vaak komt epilepsie voor?
A
1 op de 500-600 mensen
B
1 op de 100-150 mensen
C
1 op de 25-50
D
1 op de 750-1000

Slide 13 - Quizvraag

Geen symptoom van epilepsie is....
A
Urine laten lopen
B
Bloed uit de mond
C
Braken
D
Bewustzijnsverlies

Slide 14 - Quizvraag

Als de ene epilepsie aanval de andere aanval opvolgt noem je dit
A
tonisch klonische aanval
B
myoklonische aanval
C
status epilepticus
D
absence

Slide 15 - Quizvraag

Wat gebeurt er in de tonische fase?
A
Verkramping en verstijving van je lichaam
B
Verslapping van je lichaam

Slide 16 - Quizvraag

Jouw zorgvrager krijgt een tonisch klonische aanval en deze duurt 7 min Wat zie je en wat doe je?
A
Bij bewustzijn met schokken in armen en benen, geen arts bellen.
B
Buiten bewustzijn met verstijving, arts bellen
C
Buiten bewustzijn met schokken, beven en verstijving. Arts bellen
D
Buiten bewustzijn met schokken, beven en verstijving. Geen arts bellen

Slide 17 - Quizvraag

Tijdens de tonische fase is het verstandig om de patiënt in stabiele zijligging te leggen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Nogal wat mensen met een verstandelijke beperking hebben epilepsie. De ernst van een epileptische aanval kan per aanval verschillen. Sommige cliënten hebben last van wegrakingen die je nauwelijks kunt waarnemen.
Hoe heten deze wegrakingen?
A
Absences
B
Status Epilepticus
C
Tonisch-klonisch
D
Dwalingen

Slide 19 - Quizvraag

Je spreekt van een verstandelijke beperking als deze is ontstaan...
A
Bij de geboorte
B
Voor je 16 de jaar
C
Voor je 10 de jaar
D
Voor je 18de jaar

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een postnatale oorzaak van een verstandelijke beperking?
A
Afwijkingen in het erfelijkheidsmateriaal
B
Hersenbeschadiging tijdens de geboorte
C
Een ongeluk na de geboorte

Slide 21 - Quizvraag

Bij welk syndroom is de plotselinge stilstand in de ontwikkeling kenmerkend?
A
Rett syndroom
B
Fragiele X-syndroom
C
Prader Willi syndroom
D
Down syndroom

Slide 22 - Quizvraag

Ben je klaar voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Module 12 3.5 Toets Onderdeel 2
Uitwerking ziektebeeld: Je werkt één van de ziektebeelden uit die in het bestand in de wiki staat. 

Bij de uitwerking van de opdracht mag je naslagwerk gebruiken. Lever je document uiterlijk 19 september in bij Teams. 


Slide 24 - Tekstslide