1E February 6th
English 1E February 6th
Please get ready for the class circle with your books, notebook and your agenda!
Put your backpack at your table
Put your backpack at your table
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.
Onderdelen in deze les
English 1E February 6th
Please get ready for the class circle with your books, notebook and your agenda!
Put your backpack at your table
Put your backpack at your table
Slide 1 - Tekstslide
Today's lesson
- Class circle (5 minutes)
- Vocabulary (15 minutes)
- Grammar explenation (10 minutes)
- Working on your own (15 minutes)
- Les nabespreken (5 minutes)
Lesson goals:
- Je kent alles van Vocabulary
- Vocabulary (15 minutes)
- Grammar explenation (10 minutes)
- Working on your own (15 minutes)
- Les nabespreken (5 minutes)
Lesson goals:
- Je kent alles van Vocabulary
- Je kent de persoonlijke voornaamwoorden, je kan vragen maken met to be en can
Slide 2 - Tekstslide
Toetsen die we deze periode:
SO Vocabulary 13 februari
SO Grammar 21 februari
SO Writing 14 maart
SO Speaking 21 maart
SO Grammar 21 februari
SO Writing 14 maart
SO Speaking 21 maart
Slide 3 - Tekstslide
Vocabulary
Je kent alle onderdelen van Vocabulary - volgende les (13/02) is het SO
Slide 4 - Tekstslide
Grammar Chapter 2
- vragen maken met To be, can, to do
- persoonlijke voornaamwoorden
Pak je schrift voor aantekeningen!
- persoonlijke voornaamwoorden
Pak je schrift voor aantekeningen!
Slide 5 - Tekstslide
THV blz. 41 TB // /KGT blz. 35 TB
Vragen maken met to be
Je maakt vragen door een vorm van to be voor aan te zetten. Normaal staat dat na het Persoonlijke Voornaamwoord
To be Persoonlijk voorn.w.
I am I
You are You
He/she/it is He/she/it
We are We
You are You
They are They
Vragen maken met to be
Je maakt vragen door een vorm van to be voor aan te zetten. Normaal staat dat na het Persoonlijke Voornaamwoord
To be Persoonlijk voorn.w.
I am I
You are You
He/she/it is He/she/it
We are We
You are You
They are They
Voorbeeld
Gewone zin:
I am young
Vraagzin:
Am I young?
Gewone zin:
I am young
Vraagzin:
Am I young?
Slide 6 - Tekstslide
THV blz. 41 TB // /KGT blz. 35 TB
Vragen maken met to be
Je maakt vragen door een vorm van to be voor aan te zetten. Normaal staat dat na het Persoonlijke Voornaamwoord
To be Persoonlijk voorn.w.
I am I
You are You
He/she/it is He/she/it
We are We
You are You
They are They
Vragen maken met to be
Je maakt vragen door een vorm van to be voor aan te zetten. Normaal staat dat na het Persoonlijke Voornaamwoord
To be Persoonlijk voorn.w.
I am I
You are You
He/she/it is He/she/it
We are We
You are You
They are They
Voorbeeld
Gewone zin:
I am young
Vraagzin:
Am I young?
Gewone zin:
I am young
Vraagzin:
Am I young?
Slide 7 - Tekstslide
Nu jullie, schrijf op in je schrift:
1. We are happy.
2. He is tall.
3. Cats are sweet.
1. We are happy.
2. He is tall.
3. Cats are sweet.
En maak zelf de vraagzin:
1.
2.
3.
1.
2.
3.
Slide 8 - Tekstslide
Nu jullie, schrijf op in je schrift:
1. We are happy.
2. He is tall.
3. Cats are sweet.
1. We are happy.
2. He is tall.
3. Cats are sweet.
En schrijf ook de vraagzin op:
1. Are we happy?
2. Is he tall?
3. Are cats sweet?
1. Are we happy?
2. Is he tall?
3. Are cats sweet?
Slide 9 - Tekstslide
Nu jullie, schrijf op in je schrift:
1. We are happy.
2. He is tall.
3. Cats are sweet.
1. We are happy.
2. He is tall.
3. Cats are sweet.
En schrijf ook de vraagzin op:
1. Are we happy?
2. Is he tall?
3. Are cats sweet?
Je kan zien dat ze op elkaars plek staan.
1. Are we happy?
2. Is he tall?
3. Are cats sweet?
Je kan zien dat ze op elkaars plek staan.
Slide 10 - Tekstslide
THV blz. 41 TB // /KGT blz. 35 TB
Ook hier zet je het werkwoord can voor aan in de zin.
Can
I can
You can
He/she/it can
We can
You can
They can
Vragen maken met can
Ook hier zet je het werkwoord can voor aan in de zin.
Can
I can
You can
He/she/it can
We can
You can
They can
Voorbeeld
Gewone zin:
I can help you.
Vraagzin:
Can I help you?
Gewone zin:
I can help you.
Vraagzin:
Can I help you?
Slide 11 - Tekstslide
Nu jullie, schrijf op in je schrift:
1. He can see you.
2. It can bite.
3. John can play tennis.
1. He can see you.
2. It can bite.
3. John can play tennis.
En maak zelf de vraagzin:
1.
2.
3,.
1.
2.
3,.
Slide 12 - Tekstslide
Nu jullie, schrijf op in je schrift:
1. He can see you.
2. It can bite.
3. John can play tennis.
1. He can see you.
2. It can bite.
3. John can play tennis.
En maak zelf de vraagzin:
1. Can he see you?
2. Can it bite?
3. Can John play tennis?
1. Can he see you?
2. Can it bite?
3. Can John play tennis?
Slide 13 - Tekstslide
Nu jullie, schrijf op in je schrift:
1. He can see you.
2. It can bite.
3. John can play tennis.
1. He can see you.
2. It can bite.
3. John can play tennis.
En maak zelf de vraagzin:
1. Can he see you?
2. Can it bite?
3. Can John play tennis?
Ook hier zijn can en het pers. vnw. gewisseld.
1. Can he see you?
2. Can it bite?
3. Can John play tennis?
Ook hier zijn can en het pers. vnw. gewisseld.
Slide 14 - Tekstslide
Vragen maken met do
Je zet voor aan in de zin de vorm van to do. De andere werkwoorden blijven op hun plek staan.
Je zet voor aan in de zin de vorm van to do. De andere werkwoorden blijven op hun plek staan.
Voorbeeld
Gewone zin:
Lions live in the wild
Vraagzin:
Do lions live in the wild?
Gewone zin:
Lions live in the wild
Vraagzin:
Do lions live in the wild?
Slide 15 - Tekstslide
KGT:
Grammar 1A+B
Test Yourself Vocabulary
Opdrachten op blz. 50 en 55 Activity Book. Gebruik blz. 35 van je Textbook.
THV:
Grammar 1A+B
Test Yourself Vocabulary
Exercises are on page 61 and 67 of your Activity Book. Use Textbook page 41.
Grammar 1A+B
Test Yourself Vocabulary
Opdrachten op blz. 50 en 55 Activity Book. Gebruik blz. 35 van je Textbook.
THV:
Grammar 1A+B
Test Yourself Vocabulary
Exercises are on page 61 and 67 of your Activity Book. Use Textbook page 41.
Working on your own, in silence
Done with the exercises? I have an extra worksheet on my desk.
Done with the exercises? I have an extra worksheet on my desk.
timer
15:00
