Onderwerp en werkwoordelijk gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Leg NieuwNederlands alvast op tafel

Vandaag

> Starten met zinsdelen

> Aan het einde van de les kun je het OW en WG vinden en benoemen in een zin

Zinsdelen

> Allereerst: wat zijn zinsdelen?

Zinsdelen

> Allereerst: wat zijn zinsdelen?

> Dan: de PV vinden, hoe ook alweer?

Paragraaf 3: OW en WG

> Hoe vind je het onderwerp (OW) als zinsdeel in een zin?

Paragraaf 3: OW en WG

> Hoe vind je het onderwerp (OW) als zinsdeel in een zin?

Wie/wat + persoonsvorm?

... of verander de PV van tijd, het OW verandert dan ook.

Even proberen!

Gisteren liepen de jongens over de markt.

De leerlingen waren een week op schoolreis.

De toetsen zijn nog niet nagekeken door de docent.

Wie/wat + PV?

Let op!

> Komt er een vraagwoord uit de vraag: wie/wat + PV?

> Vervang het vraagwoord dan door een verzonnen naam. Komt die naam ook uit de vraag? Dan is dat het OW.

Let op!

> Komt er een vraagwoord uit de vraag: wie/wat + PV?

Wie heeft het huiswerk af?

Wat is daar aan de hand?

Werkwoordelijk gezegde (WG)

> Het WG bestaat uit de PV + alle andere werkwoorden.

Werkwoordelijk gezegde (WG)

> Het WG bestaat uit de PV + alle andere werkwoorden.

> Kijk goed naar wat het infinitief is. Soms horen losse woorden als 'op' of 'aan' erbij.

Werkwoordelijk gezegde (WG)

> Staat het woord 'te' of de woorden 'aan het' vóór het werkwoord? Dan horen deze woorden bij het WG.

Even oefenen!

Hij ligt op het strand te lezen.

De tegenstanders van de overheid vallen aan.

De meiden zijn al uren aan het TikTokken.

Aan het werk

> Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 209

Klaar? Maak opdracht 5.1