§1.1 De indeling van stoffen

Wat weet je nog uit de 3e klas
Uitleg paragraaf 1.1
Even checken 
Wat gaan we doen vandaag?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog uit de 3e klas
Uitleg paragraaf 1.1
Even checken 
Wat gaan we doen vandaag?

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les over § 1.1 kun je:

    • het verschil beschrijven tussen mengsels en zuivere stoffen op het niveau van moleculen en atomen.
    • zuivere stoffen herkennen aan hun specifieke stofeigenschappen.
    • de toestandsaanduiding van een stof noteren.
    • het verschil benoemen tussen ontleedbare stoffen en niet-ontleedbare stoffen.
    • het verschil uitleggen tussen scheiden en ontleden van een stof.
    Wat weet je na deze les

    Slide 2 - Tekstslide

    Zuivere stof en mengsel
    Een zuivere stof bestaat uit 1 soort deeltjes.
    (moleculen)

    Slide 3 - Tekstslide

    Slide 4 - Tekstslide

    Soorten mengsels

    Slide 5 - Tekstslide

    Soorten mengsels

    Slide 6 - Tekstslide

    elke stof is een zuivere stof
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 7 - Quizvraag

    ontleedbare stoffen bestaan uit 2 of meer atoomsoorten
    A
    waar
    B
    niet waar

    Slide 8 - Quizvraag

    Stofeigenschap: een eigenschap waar je een stof aan kunt herkennen. 

    geur, kleur, ( smaak!!!!)
    elektrische geleiding, oplosbaarheid,
    fase bij kamertemperatuur, reageren met zoutzuur....

    NIET: temperatuur, vorm, massa, fase (zonder een temperatuur)
    Stofeigenschap

    Slide 9 - Tekstslide

    Slide 10 - Video

    De fase of toestand van een stof bij een bepaalde temperatuur.
    vast (s), vloeibaar (l), gas (g)
    aggregatietoestand = fase

    Slide 11 - Tekstslide

    Een mengsel heeft een
    A
    kookpunt
    B
    Kooktraject

    Slide 12 - Quizvraag

    Slide 13 - Tekstslide

    Gewicht van een stof per volume





    inhoud = volume = 56 cm3
    massa = 51 gram
    Bereken de dichtheid van deze stof in gram per cm3
    Dichtheid

    Slide 14 - Tekstslide

    Een zuivere stof heeft een smeltpunt en een kookpunt.
    Een mengsel heeft een smelttraject en een kooktraject. 
    Hoe herken je een mengsel
    Bij een mengsel loopt de temperatuur gedurende het smelten of koken langzaam op. 
    Dit noemen we een respectievelijk een smelttraject en kooktraject.

    Slide 15 - Tekstslide

    Kookpunt
    Punten en trajecten
    Kooktraject
    smelttraject
    smeltpunt

    Slide 16 - Tekstslide

    Wat is de definitie van een mengsel? Een mengsel...
    A
    bestaat uit een soort moleculen.
    B
    bestaat uit meerdere soorten moleculen.
    C
    bestaat uit meerdere moleculen.
    D
    bestaat uit meerdere soorten atomen

    Slide 17 - Quizvraag

    Hiernaast zie je een mengsel.
    Wat is dit voor een
    soort mengsel?
    A
    Zuivere stof
    B
    Oplossing
    C
    Mengsel
    D
    Suspensie

    Slide 18 - Quizvraag

    Hiernaast zie je een mengsel.
    Wat is dit voor een
    soort mengsel?
    A
    Zuivere stof
    B
    Oplossing
    C
    Mengsel
    D
    Suspensie

    Slide 19 - Quizvraag


    Welke diagram laat een kooktraject zien?
    A
    1
    B
    2
    C
    3
    D
    4

    Slide 20 - Quizvraag

    Het temperatuurgebied waarin een mengsel stolt, heet het ...
    A
    stoltraject
    B
    kooktraject

    Slide 21 - Quizvraag

    bij welke kookpunten begint en eindigt het kooktraject?
    A
    20 C en 100 C
    B
    55 C en 95C
    C
    20 C en 65 C
    D
    55 C en 65 C

    Slide 22 - Quizvraag

    Wat voor mengsel
    is dit?
    A
    Oplossing
    B
    Suspensie
    C
    Emulsie
    D
    Anders

    Slide 23 - Quizvraag

    Macro
    Micro

    Slide 24 - Tekstslide

    Huiswerk
    Leerdoel
    Opgave
    Je kunt het verschil beschrijven tussen mengsels en zuivere stoffen op het niveau van moleculen en atomen.
    1, 2, 11, 12
    Je kunt zuivere stoffen herkennen aan hun specifieke stofeigenschappen.
    3, 4, 14, 21, 22
    Je kunt de toestandsaanduiding van een stof noteren.
    5, 16, 17, 18
    Je kunt het verschil benoemen tussen ontleedbare stoffen en niet-ontleedbare stoffen.
    6, 7, 8, 9, 10, 13
    Je kunt het verschil uitleggen tussen scheiden en ontleden van een stof.
    19,
    Extra uitdagende opgaves als je de stof goed begrijpt
    20, 23
    Maak de opgaves per leerdoel tot je de stof beheerst. 
    Als je merkt dat je de stof beheerst kun je naar de volgende leerdoelen gaan. Anders....blijven oefenen!

    Slide 25 - Tekstslide

    Slide 26 - Tekstslide