M&A - Hoofdstuk 1+2 (32)

Mens      en
Activiteit
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3,4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Mens      en
Activiteit

Slide 1 - Tekstslide

Verschillende soorten organisaties
- Kinderopvang
- Brede scholen en integrale kindercentra
- Buurthuis of wijkcentrum
- Jongerencentrum
- (crisis) opvangcentra
- Dagbesteding
- Verpleeghuis, verzorgingshuis en woon zorgcentrum 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de sector kinderopvang?
A
B
C
D

Slide 3 - Quizvraag

Over welke kwaliteiten moet je beschikken om in het kinderdagverblijf te werken?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Welke doelgroep heeft een jongerencentrum?
(blz. 87)
A
jongeren van 10 tot 20 jaar
B
kinderen van 4 tot 8 jaar
C
jong volwassenen van 20 tot 30 jaar
D
bejaarden

Slide 6 - Quizvraag

Wijkcentrum & Jongerencentrum

Buurthuis/wijkcentrum Activiteitencentrum van en voor bewoners van de buurt.

Jongerencentrum Plek waar jongeren terecht kunnen voor vragen en informatie op het gebied van school en werk. Er worden ook activiteiten georganiseerd.
Een jongerenwerker is een coach/vertrouwenspersoon.



Slide 7 - Tekstslide

Welke activiteiten doe je in een buurthuis? (blz. 87)
A
sjoelen
B
dansen, dansavond, disco
C
bingo
D
A,B en C zijn juist

Slide 8 - Quizvraag

1.6 (Crisis) Opvangcentra
(Crisis)opvangcentra

  • Crisisopvang
  • Vrouwenopvang 
  • Asielzoekerscentra 
  • Dak- en thuisloze opvang

Blz. 89 --> goed doorlezen/leren
 
  


Slide 9 - Tekstslide

Voor wie is dagbesteding?
(blz. 90)

Slide 10 - Open vraag

Dagbesteding
Dagbesteding

Activiteitencentra zijn bestemd voor mensen die geen baan hebben.
  • Medische kinderdagverblijf.
  • Centra voor dagbesteding. 
  • Zorgboerderijen. 
   
  


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Voor wie is een medisch kinderdagverblijf? (blz. 91)
A
Voor kinderen die koorts hebben of verkouden zijn
B
Voor volwassenen met een ernstige handicap of ziekte
C
Voor kinderen met een ernstige handicap of ziekte
D
Voor kinderen die opgevangen moeten worden buiten schooltijd

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Voor wie is dagbesteding niet bedoeld?
A
ouderen met een beperking
B
schoolgaande kinderen
C
gehandicapte mensen die niet kunnen werken of naar school gaan
D
jongeren met een geestelijke handicap

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een verzorgingshuis?
A
Een plek waar ouderen en zieken zelfstandig kunnen wonen zonder hulp met diensten dichtbij (kapper, supermarkt, etc.)
B
Een instelling voor intensieve zorg en medische behandelingen.
C
Een instelling voor uitgebreide zorg, ondersteuning en beschutte woonomgeving als (geheel)zelfstandig wonen niet meer mogelijk is.
D
Een plek waar alleen mantelzorg wordt verleend.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een verpleeghuis?
A
Een instelling voor intensieve zorg en medische behandelingen.
B
Een plek waar alleen mantelzorg wordt verleend.
C
Een beschutte woonomgeving voor ouderen en zieken.
D
Een plek waar zelfstandig wonen mogelijk is met hulp.

Slide 17 - Quizvraag

Woonzorgcentrum
  • Ook  bejaardentehuis, verzorgingshuis of rustoord genoemd

  • Ouderen wonen hier tijdelijk of definitief vanwege de hulp/zorg/verpleging die thuis niet gegeven kan worden

  • Verschillende diensten zoals kapper, winkel, restaurant, fysiotherapeut, activiteiten etc.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een brede school?
Blz. 94
A
Een basisschool waar de kinderen zelf moeten weten welke les ze willen volgen
B
Een bassischool die maar één verdieping heeft en daardoor heel breed is
C
Een basisschool waarbij meerdere klassen samen in het lokaal zitten zoals groep 1/2, groep 3/4, enz.
D
Een basisschool die samenwerkt met verschillende organisaties (kinderopvang, peuterspeelzaal, sport, cultuur, enz.)

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een IKC? (blz. 94)
A
Dit is een school die verschillende voorzieningen heeft die zijn gericht op kinderen en jongeren die samenwerken, bij voorkeur in één gebouw, met de school als middelpunt.
B
Dat is een organisatie waar opvoeding, opvang, onderwijs, ontspanning en ontwikkeling vanuit dezelfde pedagogische visie, binnen één organisatie en met één team worden aangeboden.

Slide 20 - Quizvraag

12 - 18 jaar
4 - 6 jaar

6 -12 jaar
2 -4 jaar
1 - 2 jaar

0 - 1 jaar

Slide 21 - Sleepvraag

Wat betekent het als een baby eenkennig wordt?
A
Een achterstand in de sociale ontwikkeling.
B
Gaat huilen als een vreemde aandacht geeft.
C
De baby lacht naar iedereen.
D
De baby herkent gezinsleden niet meer.

Slide 22 - Quizvraag


als je, je vinger in het handje van de bay legt doet hij zijn knuistje dicht

zodra een baby iets in zijn mond voelt begint hij te zuigen

Als je het wangetje van de baby aanraakt draait de baby zijn hoofdje
grijpreflex
zuigreflex
zoekreflex

Slide 23 - Sleepvraag

Wat houdt de koppigheidsfase/ peuterpuberteit in?

Slide 24 - Open vraag

Wat is grove motoriek ?
A
Kleine bewegingen met je handen
B
Geen van de drie
C
Kleine en grote bewegingen
D
Grote bewegingen met romp, armen, benen en heel je lijf

Slide 25 - Quizvraag

Noem voorbeelden van fijne motoriek

Slide 26 - Open vraag

Wat hoort er bij de fijne motoriek en wat hoort bij de
 grove motoriek?
Fijne motoriek
Grove motoriek

Slide 27 - Sleepvraag

Ontwikkelingsfasen
  • Lichamelijke ontwikkeling = Groei en bewegen van het lichaam (motorische ontwikkeling)

  • Cognitieve ontwikkeling = Ontwikkeling van denken, waarnemen, het geheugen, de spraak en taal (ook wel geestelijke ontwikkeling)

  • Sociale ontwikkeling = Omgang met anderen en emotionele ontwikkeling.

Slide 28 - Tekstslide

Welke ontwikkeling wordt gestimuleerd?
Grove motorische ontwikkeling
Fijne motorische ontwikkeling
Geestelijke en sociale ontwikkeling
Fietsen
Samen lezen met je moeder
Spelen in een keukentje
Zwemmen
Op school spelen met klasgenoten
Knippen
Knutselen

Slide 29 - Sleepvraag

Blz. 126/127

Slide 30 - Tekstslide

Belastbaarheid (blz. 129)

  • Weet wat een persoon kan en mag

  • Stimuleer eigen regie van cliënten/patienten/zorgvragers
              --> wat een persoon zelf nog kan, vooral zelf laten doen!

  • De belastbaarheid kan wisselen per persoon

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video