D = eind van de republiek en pax romana in het keizerrijk

wat weten jullie al over de republiek

1 / 21
volgende
Slide 1: Woordweb

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

wat weten jullie al over de republiek

Slide 1 - Woordweb

wat weten jullie over de val van de republiek?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

eerste triumviraat & caecar
- 59 v.C
- bestaat uit: Julius Caesar, Gnaeus Pompeius Magnus en Marcus Licinius Crassus --> allen wilde invloed senaat beheersen.
- niet officieel triumviraat, meer onderlinge afspraak met regels
- triumviraat stopte in 53 v.C toen Crassus stierf

Slide 4 - Tekstslide

tweede triumviraat
  • - officiele politieke samenwerking
-  Octavianus, Marcus Aemilius Lepidus en Marcus Antonius
- 26-11 43 v.C
- er onstond wantrouwen door interne jaloezie en ambitie

Slide 5 - Tekstslide

prinicipaat vanaf augustus
-  de keizer (princeps) was eerste burger rome maar rome was formeel nog een republiek
- 27 n.C octavianus geeft senaat bevoegdheden terug
- octavianus word benoemd als Augustes (princeps) 
- als princeps had hij alle macht maar het was nog een republiek door het bestaan senaat

Slide 6 - Tekstslide

rust in de tweede eeuw 
- pax augusta 1 eeuw n.C
- bloei economie, cultuur en trots romeinse volk
- verhalen en gebouwen -> vergilius, romelus en remus
- 3 n.C kwam rome weer in crisis

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

spartacus 
- slavenopstand door spartacus (73 tot 71 v.C)
- geboren in Thracie (huidige balkan)
- waarschijnlijk belangrijk romeinse leger,  niet duidelijk waarom hij verkocht was. 

Slide 9 - Tekstslide

slaven in het romeinse rijk
- Grootste deel tot slaaf gemaakt in oorlog of om financiele schuld af te betalen
- Sommige mensen waren begaafd en werden vrijwillig slaaf
- Slaven hebben was normaal en ze werden ingezet voor het dagelijkse leven
- De meeste maakte deel uit van de familie en werden goed behandeld, maar er waren ook slaven die pech hadden

Slide 10 - Tekstslide

juvenalis
- militaire carriere
- onder dominitianus declamator van Rome
- gestraft met verbanning nar egypte
- tussen 98 en 128 schreef hij 16 satiren over 5 boeken
- hij word ook vaak genoemd bij martialis
- na zijn dood werd hij snel vergeten

Slide 11 - Tekstslide

literaire betekenis satire
- pessimistisch/kritische kijk op maatschappij
- satiren Juvenalis schilderen op realistische wijze de toestand in Rome onder keizer Nero
- bittere ironie, sarcasme, 
- contrast met bijv vergilius die juist de trots van Rome moest terughalen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

vertalen
Eerste 3 regels Satire deel 1 1-20
Juvenalis toont zich verdrietig maar vol begrip over het vertrek van zijn vriend Umbricius. Wie zou er niet Rome willen inruilen voor een rustige plaats als Cumae? Hij begeleidt Umbricius de stad uit en wordt overvallen door een nostalgisch verlangen naar de vroegere mystieke schoonheid van het platteland buiten Rome.

destinet atque unum civem donare Sibyllae.

Slide 14 - Tekstslide

vertalen (uitwerking)
Hoewel ik verward ben over het vertrek van een oude vriend (Umbricius),
toch loof ik (zijn vertrek), omdat hij besluit zich te vestigen in Cumae,
en één inwoner schenkt aan de Sibille.

Slide 15 - Tekstslide

waarom was het principaat van augustus geen keizerrijk?
A
de senaat bleef in stand
B
er waren consuls
C
augustus was nog octavianus
D
het trium viraat bleef bestaan

Slide 16 - Quizvraag

wat gebruikte augustus tijdens het pax romana veel
A
literatuur
B
geweld
C
eten
D
dictatuut

Slide 17 - Quizvraag

welke 3 mannen waren betrokken bij het eerste triumviraat

Slide 18 - Open vraag

wat is het kenmerkend verschil tussen het eerste en tweede triumviraat
A
de eerste was bekender
B
beide hetzelfde
C
de eerste was officieel vastgelegd en de tweede niet
D
de tweede was officieel vastgelegd en de eerste niet

Slide 19 - Quizvraag

was er een contrast tussen satiren en literatuur tijdens pax romana
A
ja
B
ja
C
nee
D
nee

Slide 20 - Quizvraag

waar kwamen de meeste slaven vandaan
A
staat
B
familie
C
oorlog
D
schuld

Slide 21 - Quizvraag