In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
1.4 en 2.5 Skeletten van dieren, vroeger en nu!
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
-Leerdoelen - Het 'biologische momentje' van de dag...
- Check vorige les
- Uitleg nieuwe stof - Skelet opdracht
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen:
Na deze les kun je:
Uitleggen hoe dieren bewegen met een wervelkolom
De relatie uitleggen tussen de bouw van de poten en de snelheid van bewegen.
Uitleggen wat het skelet verteld over de leefwijze van een dier.
Uitleggen hoe ongewervelde dieren bewegen.
Uitleggen wat een fossiel is.
Een aantal fossielen herkennen.
Uitleggen hoe het proces van fossilisatie plaatsvindt.
Slide 3 - Tekstslide
Het 'biologische momentje' van de dag...
Is het schild van een schildpad een skelet?
Schildpadden horen bij de klasse van de reptielen en hebben een inwendig skelet, zoals een schedel, wervels en beenderen.
De ribben zijn vergroeid met beenplaten en voorzien van schubben op de rug die een schild vormen.
Ze hebben dus een inwendig én een uitwendig skelet!
Slide 4 - Tekstslide
Check vorige lessen!
d.m.v. 10 vragen
Slide 5 - Tekstslide
1. Wat zijn de 7 levenskenmerken?
A
Voeden, groeien, ademen, voortplanten afscheiden, voortplanten en reageren
B
Voeden, verteren, ademen, voortplanten afscheiden, voortplanten en reageren
C
Voeden, groeien, ademen, voortplanten uitscheiden, voortplanten en waarnemen
D
Voeden, groeien, ademen, voortplanten afscheiden, voortplanten en waarnemen
Slide 6 - Quizvraag
2. De organen van een vrouw
Darmen
Maag
Hart
Nieren
Hersenen
Lever
Longen
Baarmoeder
Slide 7 - Sleepvraag
3. Wat is het functie van het middenrif?
A
Het middenrif doet niks
B
Het middenrif zorgt voor de scheiding tussen buik- en borstholte
C
het middenrif zelf als belangrijkste ademhalingsspier actief betrokken bij de ademhaling.
D
Het middenrif houd het lucht tegen
Slide 8 - Quizvraag
ademhalings-
stelsel
skelet
bloedvaten-stelsel
spierstelsel
zenuwstelsel
verterings-stelsel
Slide 9 - Sleepvraag
5. Er is een foto van Dominique haar arm gemaakt.
Sleep naar de botten die je ziet op de röntgenfoto:
Spaakbeen
Ellepijp
middenhands
beentjes
handwortel
beentjes
vingerkootjes
Slide 10 - Sleepvraag
6. Het skelet!
opperarmbeen
teenkootje
dijbeen
sleutelbeen
schedel
heupbeen
kuitbeen
Slide 11 - Sleepvraag
7. Een gewricht bevat laagjes kraakbeen. Wat is een functie van deze laagjes kraakbeen?
A
Ze zorgen ervoor dat de botten niet slijten
B
Ze houden botten van een gewricht op hun plaats
C
Ze maken de botten van een gewricht buigzamer
D
Ze zorgen ervoor dat een gewricht kan bewegen
Slide 12 - Quizvraag
8. Lijmstof en kalkzouten zitten in ….
A
Botcellen
B
Kraakbeencellen
C
Tussencelstof
D
Spieren
Slide 13 - Quizvraag
9. Welke functie hebben de kalkzouten in bot?
A
Zorgen voor stevigheid
B
Zorgen voor buigzaamheid
C
Zorgen voor de vorm
D
Zorgen voor beweging
Slide 14 - Quizvraag
timer
1:00
Vergroeid
Kraakbeen
Gewricht
Naadverbinding
Slide 15 - Sleepvraag
Uitleg nieuwe stof
1.4 en 2.5
Slide 16 - Tekstslide
Wat is de overeenkomst tussen vissen, amfibieën, zoogdieren, vogels en reptielen ?
Slide 17 - Woordweb
Skelet en leefwijze:
Skelet = bouwplan (minimaal schedel, wervelkolom en ribben).
Verschillen tussen skeletten hangt samen met leefwijze (aangepast aan omgeving).
Vorm en functie! Bron 2 blz. 54KK!
Type gangers (zie blz. 39).
Slide 18 - Tekstslide
En ongewervelden dan?
Dieren zonder wervelkolom hebben soms ook een skelet: - uitwendig kalkskelet (huisje of schelp). Groeit mee - groeilijnen. - pantser van chitine (geleedpotigen). Groeit niet mee, daarom vervellen.
Slide 19 - Tekstslide
Bewegen in je milieu:
Milieu: water, land of lucht (of een combi).
Water: gestroomlijnd (wervelkolom maakt golfbeweging van links naar rechts).
Land: afhankelijk van type gewervelde; - amfibie: hopt en/of kruipt (wervelkolom van links naar rechts) - reptiel: zeer beweeglijke wervelkolom. Veel spieren om te kruipen. - vogels en zoogdieren: poten direct onder het lichaam. Holle en bolle wervelkolom.
Ongewervelde dieren bewegen door spieren en slijm, verplaatsen van water of zijn vastgegroeid.
Het smaller en langer worden van je segmenten door het samentrekken van spieren zoals bij een worm.
Geleedpotigen hebben spieren aan de binnenzijde van hun uitwendige skelet
Slide 20 - Tekstslide
1.4 Van botje tot fossiel:
Fossielen: overblijfselen van planten/dieren van miljoenen jaren geleden.
Paleontologen doen onderzoek naar fossielen en proberen organismen zo goed mogelijk na te bouwen (reconstrueren).
Steenlagen: oudste lagen onder, nieuwste boven. - Gidsfossielen: komen veel voor, herkenbaar, leefden in bepaalde tijd.
Hoe word je een fossiel?
Doodgaan, zachte delen verteren.
Harde delen snel bedekt door sediment.
Steeds meer nieuwe laagjes...
Door de druk verstenen de mineralen uit het dierlijke materiaal.
Bij planten verandert het materiaal in steenkool = donker en glimmend.
Slide 21 - Tekstslide
Terugkomend op de leerdoelen
Kun je nu?
Uitleggen hoe dieren bewegen met een wervelkolom
De relatie uitleggen tussen de bouw van de poten en de snelheid van bewegen.
Uitleggen wat het skelet verteld over de leefwijze van een dier.
Uitleggen hoe ongewervelde dieren bewegen.
Uitleggen wat een fossiel is.
Een aantal fossielen herkennen.
Uitleggen hoe het proces van fossilisatie plaatsvindt.