Economie: prijzen, inflatie, koopkracht en CPI

Wat is koopkracht?
1 / 18
volgende
Slide 1: Open vraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Wat is koopkracht?

Slide 1 - Open vraag

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Berekening koopkracht

Stijging salaris + stijging inflatie = koopkracht stijging OF daling

voorbeeld:

Salaris stijgt met 3% en inflatie stijgt met 1% dan is er sprake van een KOOPKRACHT STIJGING VAN 2%

Slide 4 - Tekstslide

Maken

Vragen

29 t/m 33

tijd: max. 10 minuten

Slide 5 - Tekstslide

Inkomen & inflatie
Nominaal inkomen: het inkomen dat je in euro's verdient.
Reëel inkomen: De koopkracht van je inkomen.

VOORBEELD:
nominaal inkomen stijgt met 5%
inflatie is 3%
stijging koopkracht is dan 2%

Slide 6 - Tekstslide

Stijging inkomen in % - inflatie in % = ....
A
reëel inkomen
B
nominaal inkomen
C
modaal inkomen
D
duurzaam inkomen

Slide 7 - Quizvraag

Loon-prijsspiraal
Werknemers willen bij inflatie prijscompensatie (lonen moeten net zoveel stijgen als de inflatie). De loonkosten zijn hoger, en dit wordt weer doorberekend in de producten. Hierdoor willen werknemers weer loonsverhoging.

Slide 8 - Tekstslide

Controle
  • Weet je wat koopkracht is en hoe deze kan stijgen of dalen?
  • Weet je wat de oorzaken en gevolgen van inflatie zijn?
  • Weet je de verbanden tussen inflatie, nominaal inkomen, reëel inkomen en prijscompensatie

Slide 9 - Tekstslide

maken

Vragen

34 t/m 38

tijd: max. 10 minuten

Slide 10 - Tekstslide

Op welke uitgavenpost kan men in de huishouden makkelijk bezuinigen?

Slide 11 - Open vraag

CBS=
Centraal Bureu voor de Statistiek

Slide 12 - Tekstslide

Indexcijfer Formule
Indexcijfer = 
gevraagde jaar / basisjaar x 100

Voorbeeld:
Loon basisjaar: 2000 euro
Loon nieuwjaar: 2500 euro
Indexcijfer = 
2500 / 2000 x 100 = 125

Slide 13 - Tekstslide

VUISTREGEL
INDEXCIJFER VAN HET BASISJAAR IS ALTIJD 100

Slide 14 - Tekstslide

CPI= Consumentenprijsindexcijfer


een indexcijfer dat de ontwikkeling van consumentenprijzen weergeeft

Slide 15 - Tekstslide

consumentenprijsindex
Stappen om het cpi te berekenen: samengesteld GEWOGEN indexcijfer

Vermenigvuldig het indexcijfer van iedere artikelgroep met de bijbehorende wegingsfactor. 
Tel alle uitkomsten van stap 1 bij elkaar op. 
Deel je uitkomst van stap 2 door het totaal van alle wegingen  

Je uitkomst is het consumentenprijsindexcijfer.


Slide 16 - Tekstslide

Klassikaal maken
Vragen 39 t/m 46

Schrijf dus mee!

Slide 17 - Tekstslide

Afmaken en nakijken
alle paragraaf vragen van Hoofdstuk 1
1 tot/met 46
Maandag schriftcontrole

Slide 18 - Tekstslide