Massa en volume

1 vmbo
Hoofdstuk:
Natuur en scheikunde

Paragraaf:
Massa en volume

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1 vmbo
Hoofdstuk:
Natuur en scheikunde

Paragraaf:
Massa en volume

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat met de massa van een stof wordt bedoeld
Je kunt gram en kilogram naar elkaar omrekenen
Je kunt uitleggen wat er met het volume van een stof wordt bedoeld
Je kunt het volume van een vloeistof meten met een maatcilinder
Je kunt een maatcilinder op de juiste manier aflezen

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 1; Sleep de woorden naar het juiste hokje.
stof
eigenschap
GEEN
stof
eigenschap
geur
kleur
lengte
massa
smaak
vorm

Slide 3 - Sleepvraag

Vraag 2; Sleep de woorden naar het juiste hokje.
materiaal
voorwerp
ijzer
goud
deur
muur
water
buis van aluminium

Slide 4 - Sleepvraag

Vraag 3;
Welk symbool zie je hier
A
bijtend
B
brandbaar
C
dodelijk
D
explosief

Slide 5 - Quizvraag

Vraag 4;
Welk symbool zie je hier
A
brandbevorderend
B
milieugevaarlijk
C
brandbaar
D
schadelijk

Slide 6 - Quizvraag

Massa
Een groot blok hout zwaarder dan een klein blokje hout. Het grote blok hout heeft meer massa.

Massa meet je met een balans of met een bovenweger.


Slide 7 - Tekstslide

Omrekenen
Massa meet je in gram (g) of kilogram (kg).

1 kilogram = 1000 gram

1 gram = 0,001 kilogram


Slide 8 - Tekstslide

Volume
Cola neemt in een grote fles meer ruimte in dan cola in een blikje.
Deze ruimte heet volume.

Volume van vaste stoffen meet je in bijvoorbeeld kubieke m (m3) of kubieke decimeter (dm3).

Volume van vloeistoffen of gassen meet je vaak in liter (L) of milliliter (mL).

Slide 9 - Tekstslide

Omrekenen
1 m3 = 1000 dm3

1 dm3 = 1 L

1 L = 1000 mL

1 cm3 = 1 mL = 0,001 L

Slide 10 - Tekstslide

Volume berekenen en meten
Bij rechthoekige voorwerpen zoals kubussen en balken kun je de volume berekenen.

Volume = lengte x breedte x hoogte.

Bereken de volumes hiernaast.
Let goed op of alle eenheden gelijk zijn.

A = 5 x 4 x 23 = 460 cm3
B = 321 x 2,1 x 120 = 80.892 mm3
C = 74 x 4 x 6 = 1776 cm3
D = 18 x 12 x 1 = 216 cm3
E = 3 x 3 x 3 = 27 cm3

Slide 11 - Tekstslide

Rare vorm
Als je een voorwerp hebt met een rare vorm kan je deze niet opmeten.
Je gebruikt dan de onderdompelmethode.
1. Vul een maatcilinder en lees het volume af, dit is het beginvolume
2. Dompel het voorwerp onder. lees het volume opnieuw af, dit is het eindvolume
3. Bereken het volume door;
volume = eindvolume - beginvolume
Bereken het volume van het steentje hiernaast.

Het volume is 
24 - 15 = 9 mL

Slide 12 - Tekstslide

Even checken

Slide 13 - Tekstslide

Hazim wil een appel wegen.
Welk meetinstrument moet hij gebruiken?

Slide 14 - Open vraag


Reken om
2000 mg = ?? g
A
2 g
B
200 g
C
20 g

Slide 15 - Quizvraag


Reken om
8350 mL = ?? L
A
835 g
B
8,35 g
C
83,5 g
D
0,835

Slide 16 - Quizvraag


Wat is het volume van de steen?

Slide 17 - Open vraag


Hoe heet deze methode om het volume te bepalen??

Slide 18 - Open vraag

Hoe ging het vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Ik snap de volgende begrippen van uitleg;
massa
Ja, helemaal
Ja, niet echt
Nee, niet echt
Nee, helemaal niet

Slide 20 - Poll

Ik snap de volgende begrippen, van uitleg;
volume
Ja, helemaal
Ja, niet echt
Nee, niet echt
Nee, helemaal niet

Slide 21 - Poll

Ik snap de volgende begrippen, van uitleg;
onderdompelmethode
Ja, helemaal
Ja, niet echt
Nee, niet echt
Nee, helemaal niet

Slide 22 - Poll

De volgende les:
Huiswerk, maak de vragen tot en met paragraaf 6 af
De vragen van paragraaf 5 en 6 gaan we de volgende les nakijken

Slide 23 - Tekstslide