persoonsvorm verleden tijd sterke en zwakke werkwoorden incl. Engelse werkwoorden

WERKWOORDSPELLING

persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd van zwakke werkwoorden

 

0

Spoorboekje

Lesdoel

Uitleg en samen oefenen

Zelf aan de slag

Afsluiting

Lesdoel

Aan het eind van de les heb je geleerd 

-hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd vervoegt

-hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd van zwakke werkwoorden vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).

Vul in

werkwoord: SCHRIJVEN (denk AAN DE V/F)

 

Ik-vorm			ik
hij-vorm	ik-vorm + t		hij
wij vorm	hele werkwoord		wij

Het gaat bij 't sexy fokschaap om klanken!

Al deze medeklinkers zijn stemloos! Voel maar.

Maak de k, s, sch, g, p

Maak de b, l, m, n, j

Voel je verschil?

Verleden tijd zwakke werkwoorden

• Gebruik de ik-vorm (stuur, fiets, verhuis).
• Om te weten of je hieraan -te(n) of -de(n) plakt , pak je stam van het werkwoord (hele ww min 'en'). Laatste letter stam een medeklinker in 'T eX KoFSCHiP?

    ->   Ja? + te (n) Nee? + de(n)                                                                               

                                                                                                                                            sturen, fietsen, verhuizen

Enkelvoud (ik/jij/hij/zij/het)	ik-vorm + 'de' of 'te'	Hij stuur de , Hij fiets te , Hij verhuis de
Meervoud (zij/wij/jullie)	ik-vorm + 'den' of 'ten'	Zij stuur den , Zij fiets ten , Zij verhuis den

Hoe vorm je de verleden tijd van zwakke werkwoorden?

Na 2 minuten denktijd wijs ik iemand aan.

Wat is de juiste spelling?

Marie en Tom ... koekjes.

1. bakte
2. bakde
3. bakten
4. bakden

Weet je nog?

Tegenwoordige tijd

Weet je nog?

Tegenwoordige tijd

Weet je nog?

Tegenwoordige tijd

Oefenen met de PV VT

Maak de opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes, waar je op kunt klikken.

1. Maak: persoonsvorm vt 01
   
2. Maak: persoonsvorm vt 02
   
3. Maak: persoonsvorm vt 03
   
4. Maak: persoonsvorm vt 04
   
5. Maak: persoonsvorm vt 05
   

Oefenen met Engelse werkwoorden PVVT

Maak de opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes, waar je op kunt klikken.

Maak: e-verleden tijd 1

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (timen)

1. hij timede
2. hij timde
3. hij timmde
4. hij timdde

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)

1. barbecude
2. barbecuede
3. barbecuedde
4. barbecudde

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (lunchen)

1. hij lunchte
2. hij lunchde
3. hij lunchtte
4. hij lunchdde

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij ... (deleten)

1. deletete
2. delet
3. delette
4. deletette

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)

1. racte
2. racette
3. racde
4. racete

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vader ... (downloaden)

1. download
2. downloat
3. downloadt
4. downloadde

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Jason ... (barbecueën)

1. barbecued
2. barbecuedt
3. barbecuet
4. barbecuette

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje ... (skaten)

1. skatet
2. skate
3. skated

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie ... (racen)

1. raceten
2. racetten
3. raceden

dubbel d of dubbel t

Als de stam eindigt op een 'd' dan zet je er 

  -de(n) achter -> brand -brandde

Als de stam eindigt op een 't' dan zet je er 

 -te(n) achter -> zet - zette

Wat is goed?
Hij (luisteren) .............. naar de docent

1. luistertte
2. luisterde
3. luisterte
4. luisterdde

Zij (wandelen) samen door het park

1. wandelen
2. wandeldden
3. wandelden

Monica (bakken) een pizza

1. bakt
2. bakken
3. bakde
4. bakte

Ik (zetten) de bloemen op tafel

1. zete
2. zeten
3. zette
4. zetde

Het huis (branden) volledig af

1. brande
2. branden
3. brandte
4. brandde

v/f z/s

Als de stam van een werkwoord eindigt op een v of een z, dan schrijf je de stam met een f of een s. 

Verhuizen en verven

stam	persoonsvorm	verleden tijd
verhuiz	verhuis	verhuisde
verv	verf	verfde

Je kijkt dus altijd naar de laatste letter van de stam.

verven -> stam eindigt op 'v'. Deze zit niet in 't ex-kofschip dus in de verleden tijd gebruik je een ik-vorm + de(n)

verhuizen -> stam eindigt of 'z'. Deze zit niet in 't ex-kofschip dus in de verleden tijd gebruik je ik-vorm + de(n)

Wat is de goede vorm?
Ik (doven) de kaars

1. doofte
2. dooftte
3. doofdde
4. doofde

de koeien (grazen) in de wei

1. graasden
2. graasdden
3. graasten
4. graastten

Aan de slag (20 minuten)

Vul de verleden tijd van de persoonsvormen op de werkbladen in. Het zijn zwakke werkwoorden.

Je werkt alleen. Na 5 min mag je vragen stellen aan mij.

Klaar? Steek je hand op, dan krijg je een nakijkvel. Probeer deze les zoveel mogelijk te oefenen voor de toets van morgen.  

Samenvattend

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

 ik-vorm (+t) (enkelvoud)

 / hele werkwoord (meervoud)

Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden: 

ik-vorm + de(n) / ik-vorm + te (n)

gebruikt 'T eX KoFSCHiP bij twijfel