KAS Module 1

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke horeca gelegenheden zijn jullie allemaal gewest?

Slide 2 - Woordweb

Geef antwoord op de volgende vragen: 

Slide 3 - Tekstslide


'horeca' is de afkorting van:
A
hotels, restaurants en cafés
B
hotels, restaurants en catering

Slide 4 - Quizvraag

Je kunt de horeca in 3 groepen verdelen. Welke hoort er niet bij?
A
voedselverstrekende bedrijven
B
Drankverstrekkende bedrijven
C
recreatieverstrekkende bedrijven
D
Logiesverstrekkende bedrijven

Slide 5 - Quizvraag

Noem de 6 P's.

Slide 6 - Open vraag

Wat is mise & place?
A
Gasten verwelkomen
B
Voorbereidende werkzaamheden
C
Het netjes maken van de tafels
D
Het versieren van de borden

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent voor jou gastvrijheid?

Slide 8 - Open vraag

Wat is fastservice?
A
Ergens waar je rustig kunt eten
B
Een restaurant waar je een snelle hap doet
C
Een zaak waar je eten snel klaar is

Slide 9 - Quizvraag

Je werkt gastgericht als je
A
Hard roept
B
Niet naar gasten luistert
C
Geduldig bent
D
Boos bent

Slide 10 - Quizvraag

Op de foto zie je....
A
Schaven
B
Plukken
C
Raspen
D
Uitboren

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een Garde
A
B
C

Slide 12 - Quizvraag

Hier kan ik mee.....
A
Schaven
B
Plukken
C
Boren
D
Uitboren

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heet dit gereedschap?
A
Koksmes
B
Econoom
C
Paletmes
D
Zaagmes

Slide 14 - Quizvraag

koksmes 
appelboor 
dunschiller
bakpapier

Slide 15 - Sleepvraag

puree stamper 
bakspaan 
koekenpan
dunschiller
koksmes 

Slide 16 - Sleepvraag

Koksmes
Garde
Pannenlikker
Rasp

Slide 17 - Sleepvraag

Van welk materiaal is deze pan gemaakt?
A
Blik
B
RVS
C
Gietijzer
D
Koper

Slide 18 - Quizvraag

Wat voor mes is dit?
A
Schilmes
B
Broodmes
C
Koksmes
D
Kartelmes

Slide 19 - Quizvraag

Waar staat RVS voor?

Slide 20 - Open vraag

Wat betekent FIFO?
A
Fist out, Fish in
B
First in, first out
C
Fast in, First out
D
Allemaal fout

Slide 21 - Quizvraag

Waarom moet je groente en fruit wassen voordat je het opeet?

Slide 22 - Open vraag

Wassen
Bladgroenten: kwetsbaar, dus zorgvuldig wassen. Wassen in ijskoud water en daarna laten uitlekken of slacentrifuge gebruiken.
Harde groenten, rijst en gedroogde vruchten: onder stromend water in een vergiet, laten uitlekken.
Champignons en zachte groenten: met een borsteltje of keukenpapier

Slide 23 - Tekstslide

In de koeling moet de temperatuur zijn:
A
20-23 graden Celsius
B
-2 tot -18 graden Celcius
C
10 -15 graden Celcius
D
4-7 graden Celcius

Slide 24 - Quizvraag

Als je gaat tillen dan:
A
Zak je door je knieën
B
Houd je je knieën recht

Slide 25 - Quizvraag

In de diepvries moet de temperatuur zijn:
A
18-23 graden Celsius
B
2 tot 7 graden Celsius
C
niet kouder dan - 18 graden Celsius
D
-18 graden Celsius of kouder

Slide 26 - Quizvraag

TGT of THT?
A
TGT
B
THT

Slide 27 - Quizvraag

Coderen
Dagstickers



Coderingsstickers
  • Plak de sticker van de dag dat je product maakt.
  • schrijf de datum erop van vandaag
  • Gooi het product na 2 dagen weg.
  • Kleur van de sticker
     geeft de productgroep weer (zelfde kleuren als snijplanken)
  • wat is het product
  • wie heeft het gemaakt
  • datum erop zetten dat het gemaakt is
  • Zet de einddatum erop. (na 2 dagen)

Slide 28 - Tekstslide

TGT of THT?
A
TGT
B
THT

Slide 29 - Quizvraag

TGT of THT?
A
TGT
B
THT

Slide 30 - Quizvraag

TGT of THT?
A
TGT
B
THT

Slide 31 - Quizvraag

TGT of THT?
A
TGT
B
THT

Slide 32 - Quizvraag

TGT of THT
A
TGT
B
THT

Slide 33 - Quizvraag

TGT of THT
A
TGT
B
THT

Slide 34 - Quizvraag

TGT of THT?
A
TGT
B
THT

Slide 35 - Quizvraag

TGT of THT
A
TGT
B
THT

Slide 36 - Quizvraag

THT is.....
A
Te Gebruiken Tot
B
Tijd Houd Tot
C
Tot Houdbaar Tijd
D
Tenminste Houdbaar Tot

Slide 37 - Quizvraag

TGT of THT?
A
TGT
B
THT

Slide 38 - Quizvraag

TGT of THT?
A
TGT
B
THT

Slide 39 - Quizvraag

TGT of THT
A
TGT
B
THT

Slide 40 - Quizvraag

Het plisseren van een tomaat
A
is het verwijderen van de zaadjes
B
is het insnijden van de kroon
C
is het ontvellen
D
is goed wassen

Slide 41 - Quizvraag

Op de foto zie je
A
Raspen
B
Schaven
C
Boren
D
Uitboren

Slide 42 - Quizvraag

Welke begrippen zijn in module 1 besproken?

Slide 43 - Woordweb