5havo -02-10-23 aanwijzend voornaamwoord

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesplan 
- DT-VT :  jouw mening geven/ argumenten geven.
- Uitleg : het aanwijzend voornaamwoord + Quiz+ nakijken opdracht 9
- Littérature:  









Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

L'adjectif démonstratif
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Link

Adjectif démonstratif
Weet je het nog?

Slide 9 - Tekstslide

Pronom démonstratif
Je kunt het aanwijzend vnw ook zelfstandig gebruiken. Je gebruikt het dan in plaats van een zelfstandig naamwoord. 

Voorbeeld: 
C'est le stylo de ma mère = Het is de pen van mijn moeder
C'est celui de ma mère = Het is die van mijn moeder

Slide 10 - Tekstslide

Andere voorbeelden:
Je vois la fille que j'aime       =  Ik zie het meisje dat ik liefheb
Je vois celle que j'adore        = ik zie degene die ik liefheb

Quels gateaux est-ce que tu préfères? = Aan welke taarten geef jij de voorkeur?
Ceux-ci ou ceux-là ? = Deze hier of die daar? 

Slide 11 - Tekstslide

Extra's
Bij vergelijkingen wordt vaak gewerkt met -ci en -là 
mannelijk
vrouwelijk
mann. mv
vrouw. mv
celui-ci
celui-là
celle-ci
celle-là
ceux-ci
ceux-là
celles-ci
celles-là

Slide 12 - Tekstslide

Schéma:
Mannelijk
Vrouwelijk
Mann. mv
Vrouw. mv
celui
celle
ceux
celles

Slide 13 - Tekstslide

Voilà le vélo de mon père.
C'est ......... de mon père.
A
celle
B
ceux
C
celui
D
celles

Slide 14 - Quizvraag

C'est la photo de mon oncle.
C'est ........ de mon oncle.
A
celui
B
celles
C
ceux
D
celle

Slide 15 - Quizvraag

Quelles bananes veux-tu?
.......-ci ou ....-là?
A
ceux / ceux
B
celle/ celle
C
celles/ celles
D
celui/ celui

Slide 16 - Quizvraag

Voici la clé de la maison et ...... de
ma voiture.
A
celui
B
celle
C
ceux
D
celles

Slide 17 - Quizvraag

J'aime les livres de suspense mais
pas ...... qui sont ici.
A
celle
B
celui
C
celles
D
ceux

Slide 18 - Quizvraag

Reageer in het kort op de
les van vandaag

Slide 19 - Woordweb

Exercice 9 – § 9 het aanwijzend voornaamwoord
A 1 díe pet
2 dat liefdesverhaal
3 deze/die mooie gedichten
4 dat adres
5 degene die

Slide 20 - Tekstslide

Exercice 9 B
B 1 ce
2 cet
3 cette peinture-ci, cette peinture-là
4 ces bonbons-ci, ces bonbons-là
5 ces
6 cette
7 ce
8 cet
9 celui
10 celle

Slide 21 - Tekstslide

FIN DU COURS - AU REVOIR!

Slide 22 - Tekstslide