U4 tl

U4 tl
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

U4 tl

Slide 1 - Tekstslide

  •  Gerund
werkwoord +ing 

Een werkwoord (verb) kan soms worden gebruikt als zelfstandig naamwoord (noun). Wanneer een werkwoord deze rol aanneemt spreek je van een gerund (werkwoord + ing).
functie in de zin:
  • als het onderwerp
  • Swimming is healthy.
  • als lijdend / meewerkend voorwerp
  • I love watching films.



Slide 2 - Tekstslide

werkwoord +ing  =  Gerund
I like teaching.(teach-werkwoord)
teach + ing=een zelfstandig naamwoord

You start talking.
I love watching films.
Watching films is great.
  • Let Op!!!!- I am watching films - watching is Present Continuous.

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer?
In het begin van de zin - als een onderwerp  of 
-als lijdend / meewerkend voorwerp 
   Na de werkwoorden:
  • to start
  • to finish
  • to stop
  • to like
  • to love
  • to enjoy
  • to hate
  • to mind
Vorm:
hele werkwoord+ing
  • to eat a cake
eating a cake
  • I start eating a cake.
  • to watch a film
  • ...........
  • I like watching a film.
  • to travel
  • .....
  • I love traveling.

Slide 4 - Tekstslide

Een goede gerund is
A
We are eating right now.
B
I love eating outside

Slide 5 - Quizvraag

Een gerund maak je met
A
ww+ ing
B
am/are/ is + ww+ing
C
ww+ed
D
ww+s

Slide 6 - Quizvraag


Een gerund is een..
A
..zelfstandig naamwoord dat gebruikt wordt als een werkwoord.
B
..werkwoord dat gebruikt wordt als een zelfstandig naamwoord.

Slide 7 - Quizvraag

Welke is een gerund?
A
Suzie is shopping at the mall
B
Suzie loves shopping

Slide 8 - Quizvraag

welk woord is Gerund?
Smoking is forbidden in this school.
A
smoking
B
is forbidden

Slide 9 - Quizvraag

welk woord is Gerund?
I enjoy spending time with you.
A
spending
B
enjoy

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is Gerund?
It's worth trying to sell it.
A
worth
B
trying

Slide 11 - Quizvraag

Maak een Gerund
....(write) in English is easy.

Slide 12 - Open vraag

That make-up product isn't worth ... (buy)

Slide 13 - Open vraag


I love ... (go) out to restaurants.

Slide 14 - Open vraag


My mother considers ... (leave) Rob.

Slide 15 - Open vraag

Vul in: I'm not very good at ____ (play) hockey.

Slide 16 - Open vraag

(have) .......... a friend like you is great.

Slide 17 - Open vraag

They stopped .............. (see) each other.

Slide 18 - Open vraag

My brother loves ___ (hang) around with his friends.

Slide 19 - Open vraag