3.2 week 22

Today
3.2 Health
Present continous
General English Quiz
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Today
3.2 Health
Present continous
General English Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Present continuous
ing-vorm


Slide 2 - Tekstslide

Present Continuous
When you are doing something right now:
- I am learning English
- You are listening to a story
- He is watching a TV show

Slide 3 - Tekstslide

Gebruik altijd een vorm van 'zijn' (to be) en werkwoord+ing
I am walking
You are listening
He/she/it is talking
We are gaming
You are playing
They are reading

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden
Right now
As we speak
Currently
At the moment

Slide 5 - Tekstslide

We ... the dishes right now

A
are doing
B
do
C
are do
D
did

Slide 6 - Quizvraag

Look! They ... him his present
A
are give
B
gave
C
are giving
D
were giving

Slide 7 - Quizvraag

I ....... a book right now
A
read
B
am reading
C
am not reading
D
don't read

Slide 8 - Quizvraag

She ... her bag all by herself as we speak
A
is carrying
B
was carried
C
was carrying
D
carries

Slide 9 - Quizvraag

... he ... in the Alps this week?
A
is skied
B
does ski
C
skies
D
is skiing

Slide 10 - Quizvraag

Tommy ... a lovely sweater for his daughter
A
knits
B
was knitting
C
is knitting
D
was knitted

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Wat betekent "VVV" in het Engels?
A
Traveling Information Center
B
Tourist Information Center
C
Leisure Center
D
City Center

Slide 13 - Quizvraag

A good translation of "Hemelvaartsdag" is
A
Celestial Day
B
Boxing Day
C
Heaven Day
D
Ascension day

Slide 14 - Quizvraag

Welke woord heeft dezelfde betekenis als "help"?
A
Assess
B
Assist
C
provide
D
main

Slide 15 - Quizvraag

Hoe zeg je "Pinksteren" in het Engels?
A
Bank holiday
B
Whitsuntide
C
Pentecost
D
Boxing day

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zeg je "officiële vrije dag" in het Engels
A
Ascension day
B
Break Day
C
Bank holiday
D
Boxing Day

Slide 17 - Quizvraag

Hoe zeg je "Voorjaarsvakantie" in het Engels?
A
Spring mid-term break
B
Autumn mid-term break
C
Whitsuntide
D
Easter break

Slide 18 - Quizvraag

"Dit huis is te groot" Hoe zeg je "te groot" in het Engels
A
to big
B
two big
C
too big
D
te big

Slide 19 - Quizvraag

The word "pavement" is
A
American
B
British
C
Canadian
D
Australian

Slide 20 - Quizvraag

A good translation of "bepalen" is
A
abroad
B
hazard
C
determine
D
access

Slide 21 - Quizvraag

What does the word "Hazard" mean
A
waarschijnlijk
B
gevaar
C
veilig
D
zicht

Slide 22 - Quizvraag

Hoe zeg je "vervangende" in het Engels
A
burden
B
initial
C
rate
D
substitute

Slide 23 - Quizvraag

What does the word "vermijden" mean
A
Avoid
B
provide
C
border
D
obey

Slide 24 - Quizvraag

A good translation of "opblaasbare dingen" is
A
infallibles
B
floatables
C
inflatables
D
blowsies

Slide 25 - Quizvraag

Hoe zeg je "verkleinen" in het Engels
A
increase
B
reduce
C
produce
D
seduce

Slide 26 - Quizvraag

A good translation of "gehoorzamen" is
A
courageous
B
obey
C
apply
D
determine

Slide 27 - Quizvraag

Het woord "inwoner" betekent
A
individual
B
inlivant
C
inhabitant
D
tide

Slide 28 - Quizvraag

What does the word "Summary" mean
A
verhaallijn
B
samenvatting
C
toenemen
D
top

Slide 29 - Quizvraag

Hoe zeg je "Buitenland" in het Engels?
A
abroad
B
outland
C
border
D
homeland

Slide 30 - Quizvraag

Hoe zeg je "neem de tweede straat rechts" in het Engels?
A
Take the third street on your right
B
Take the second street on your left
C
Take the second street on your write
D
Take the second street on your right

Slide 31 - Quizvraag

"steek de straat over" is
A
go over the street
B
cross the street
C
opposite the street
D
Go straight ahead the street

Slide 32 - Quizvraag

Hoe zeg je "aan uw linkerkant" in het Engels?
A
on your left-hand side
B
at your left-hand side
C
in your left-hand side
D
over your left-hand side

Slide 33 - Quizvraag

The word "sweater" is
A
American
B
British
C
Canadian
D
Australian

Slide 34 - Quizvraag

What does the word "recovery" mean
A
herstel
B
ontwaken
C
verzorging
D
bijkomen

Slide 35 - Quizvraag

A good translation of "Trouwdag" (zoveel jaar) is
A
Birthday
B
Ascension day
C
Wedding anniversary
D
wedding day

Slide 36 - Quizvraag

Well done!
Now Nu Engels 3.2

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide