18 augustes

goedemorgen
1 / 58
volgende
Slide 1: Tekstslide
AlgemeenBasisschoolGroep 4-8

In deze les zitten 58 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

goedemorgen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

wat gaan we vandaag doen?
- rekenen
- pauze
- taal
- spelling
- pauze
- verkeer
- knutselen/tekenen


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat doen we + tijden:
- rekenen (08:20 - 09:15) 55 min
- pauze deel 1 eten ( 09:20 - 09:55) 35 min
- taal ( 10:00 - 10:45) 45 min
- spelling ( 10:50 - 11:35) 45 min
- dingen afmaken ( 11:40 - 11:55 ) 15 min
- pauze ( 12:00 - 13:00) 1 uur
- verkeer (13:05 - 13:50) 35 min
-knutselen/tekenen (13:55 - 15:00 ) 1 uur 5 min
- opruimen (15:0 - 15:10) 10 min




Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geld rekenen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En waarom moet je dit leren?
Wanneer jij boodschappen gaat doen is het wel handig dat je weet hoeveel geld je terug hoort te  krijgen!

Vergeet niet de som eerst heel goed te lezen!
Je leert welke stappen je moet zetten.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Je begint rechts op de getallenlijn.
1. Trek eerst de hele euro's van het bedrag af.
2. Daarna in twee sprongen de centen: Eerst terug naar de hele euro en daarna nog de rest eraf.

Schrijf mee op je kladpapier!


320
€3,20
€3,00
€2,75
Eerst de terugtel manier:

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu een som zonder verhaaltje. Je kunt er wel een bij bedenken.🙂
Begin rechts met de stappen:
Maak een getallenlijn op je kladblaadje en schrijf mee. 
1. Trek eerst de hele euro's van het bedrag af.
2. Daarna in twee sprongen de centen: Eerst terug naar de hele euro en daarna nog de rest eraf.
Maak nu in Snappet som 1e en 1f.
€27,10 - €6,00 =
1
€27,10
€21,10
€21,10 - €0,10 =
2
€21,00
€21,00 - €0,15 =
2
€20,85

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aftrekken of aanvullen?

Kies de manier die voor jou het beste werkt!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden met contant geld
Tegenwoordig hebben wij 
in Nederland geen 1 en 2 
centen meer, 5 cent 
hebben we nog wel. 
Daarom moeten bedragen 
worden afgerond. 
Tegenwoordig hebben wij
in Nederland geen 1 en 2
centen meer, 5 cent
hebben we nog wel.
Daarom moeten bedragen
worden afgerond.
Let op: 
Afronden doe je pas aan het
eind van een berekening 
Afronden met contant geld

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden met geld doen we per......
A
€0,01 cent
B
€0,05 cent
C
€0,10 cent
D
We ronden niet af met geld

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ga staan als.......
Het is een warme zomerdag. Meester Bauke trakteert groep 6b op ijsjes. De ijsjes kosten samen 7 euro. Meester Bauke betaalt met 10 euro. Hoeveel krijgt hij terug?
staan:
13 euro
zitten:
3 euro

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ga staan als.......
Ik ga naar de winkel voor boodschappen. De boodschappen kosten 15 euro. Ik betaal met 30 euro. Hoeveel krijg ik terug?



staan:
15 euro
zitten:
25 euro

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ga staan als.......
Groep 6b wil slime gaan maken. De ingrediënten kosten samen  € 6,50. De klas geeft 15 euro. Hoeveel krijgt 6b terug?
staan:
€ 8,50
zitten:
€ 9,50

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan ik geldbedragen samen optellen?
Hoe kan ik geldbedragen optellen?
Je doet een klusje voor je familie en krijgt hier geld voor:
Papa : €2,-
Mama: €2,-
Oma: €2, 50
Tante Mies: €1, 50

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel geld krijg je in totaal?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In mijn beurs zit:

Wat kan ik kopen?
A
2 paar schoenen. De schoenen kosten € 26,- per paar.
B
Twee truien De truien kosten €27,50 per stuk
C
Een broek van 45,- en een paar sokken van €7,50
D
Een trui van €27,50 en een broek van €20,-

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je moet € 4,10 betalen.
Je geeft de kassamedewerker € 5,-.
De kassamedewerker vraagt er € 0,10 bij.
Hoeveel krijg je terug?
A
€1,10
B
€0,90
C
€0,10
D
€1,00

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je moet € 5,20 betalen.
Je geeft de kassamedewerker € 10,-.
De kassamedewerker vraagt er € 0,20 bij.
Hoeveel geld krijg je terug?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel is dit samen?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel moest je betalen?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

taal themawoorden woordenschat

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rechercheur

Iemand die bij de politie werkt en boeven opspoort.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De commissaris

De baas van de politie

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De wijkagent

een politieagent die in een vaste wijk werkt.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ervaren

als je iets vaak gedaan hebt


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

onervaren

als je iets niet vaak gedaan hebt


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

op zijn hoede zijn

Goed opletten, voorzichtig zijn

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

populair

bij veel mensen bekend en geliefd

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fanatiek

heel erg enthousiast

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

toeval

iets wat je van tevoren niet kunt voorzien

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de verdachte

iemand van wie de politie 
denkt dat hij iets strafbaars 
heeft gedaan

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

dusdanig

op zo'n manier

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

boter bij de vis

iets wat je koopt direct betalen

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdrachten maken
in het online programma

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling les 3: Ei/ij en Au/ou

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden met ei/ij of au/ou ken je?

Steek je vinger op als je er een weet

Slide 44 - Tekstslide

Ik schrijf de woorden op, de leerlingen zeggen welke woorden ze weten met au/ou zodat ze het niet zelf verkeerd opschrijven
Doel
Aan het einde van deze les weten jullie het verschil tussen ei/ij en au/ou en kunnen jullie hier een opdracht mee doen

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is goed geschreven?
A
Kweit
B
Kaud
C
Schouder
D
Klijn

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is goed geschreven?
A
Blauw
B
Jauw
C
Teit
D
Gijt

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Wenkbrau
B
Wenkbrou
C
Wenkbrauw
D
Wenkbrouw

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Boerderij
B
Boerderei

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Batterei
B
Batterij

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Juffrau
B
Juffrauw
C
Juffrou
D
Juffrouw

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak je eigen verhaal
Jullie maken met elkaar een verhaal met woorden met ei/ij en au/ou. 

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je nog?
De ei-rap en het au-verhaal hebben we de vorige keer gehoord en gelezen.

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ei rap

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ging het?
Welke woorden met ei of ij weet je nu?
Wat vond je goed gaan?
Wat ging er nog minder goed?

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies