3.7 deel 2

3.7 Grammatica
We gaan kort herhalen wat we de vorige 
les hebben gedaan en dan komt er ook weer
iets nieuws bij... 

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.7 Grammatica
We gaan kort herhalen wat we de vorige 
les hebben gedaan en dan komt er ook weer
iets nieuws bij... 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vind je de
persoonsvorm in de zin?

Slide 2 - Woordweb

Persoonsvorm
- als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm vooraan
- de persoonsvorm is altijd maar 1 woord
- als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm van klank

Slide 3 - Tekstslide

Als je de PV gevonden hebt,
hoe vind je dan
het onderwerp?

Slide 4 - Woordweb

Het onderwerp
Het onderwerp van de zin vind je door de volgende vraag te stellen: 
wie-wat + pv

Bij: 'Jantje loopt op straat' vraag je dus:  
Wie loopt? Jantje

Slide 5 - Tekstslide

Wat is in deze zin het onderwerp?
De lange jongen kuste het kleine meisje.
A
kuste
B
de lange jongen
C
het kleine meisje
D
weet ik niet

Slide 6 - Quizvraag

Wat is in deze zin het onderwerp?
Gisteren heeft mijn hond mijn huiswerk opgegeten.
A
gisteren
B
heeft
C
mijn hond
D
mijn huiswerk

Slide 7 - Quizvraag

Lijdend voorwerp
Wie/wat + pv + O

Jantje heeft Pietje geslagen.
pv: heeft
wg: heeft geslagen
O: wie/wat heeft geslagen? Jantje
LV: wie heeft Jantje geslagen? Pietje

Slide 8 - Tekstslide

De conducteur knipt de kaartjes.

Persoonsvorm?
A
De conducteur
B
knipt
C
de kaartjes

Slide 9 - Quizvraag

De conducteur knipt de kaartjes.

Werkwoordelijk gezegde?
A
De conducteur
B
knipt
C
de kaartjes

Slide 10 - Quizvraag

De conducteur knipt de kaartjes.

Onderwerp?
A
De conducteur
B
knipt
C
de kaartjes

Slide 11 - Quizvraag

De conducteur knipt de kaartjes.

Lijdend voorwerp?
A
De conducteur
B
knipt
C
de kaartjes

Slide 12 - Quizvraag

Nog eentje...
De conducteur knipt de kaartjes. 
PV: knipt
O: wie knipt? De conducteur
LV: Wat knipt de conducteur? De kaartjes 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Pietje geeft bloemen aan zijn moeder.

Lijdend voorwerp?
A
Pietje
B
Geeft
C
Bloemen
D
Aan zijn moeder

Slide 15 - Quizvraag

Nog eentje dan...
Pietje geeft bloemen aan zijn moeder. 
pv: geeft
O: wie geeft? Pietje
LV: Wat geeft Pietje? bloemen

De bloemen, daar gebeurt iets mee. 

Slide 16 - Tekstslide

Even iets anders...


Het werkwoordelijk gezegde = alle ww in de zin.

Jantje heeft een fiets gestolen. 
wg: heeft gestolen

Slide 17 - Tekstslide

Een splitsbaar werkwoord
Een splitsbaar werkwoord is een werkword dat je kunt delen

Jantje slaapt tot twaalf uur uit 
werkwoord: uitslapen
pv: slaapt uit

Slide 18 - Tekstslide

Infinitief
Het hele werkwoord noem je ook wel 'infinitief'.

Je vindt de infinitief door 'wij' voor het werkwoord te zetten. 

wij lopen 
wij fietsen 

Slide 19 - Tekstslide

Samengevat: 
Een werkwoord kan splitsbaar zijn (bijvoorbeeld opstaan, uitslapen)

Een heel werkwoord heet ook infinitief. 
Deze vind je door 'wij' ervoor te zetten. 
Pietje loopt.
wij lopen 

Slide 20 - Tekstslide

Zinsontleden
Jantje sliep gisteren heel lang uit. 

stap 1. Zoek pv (sliep Jantje uit?) sliep uit
stap 2. Zoek O.  Wie + pv (Wie sliep uit?) Jantje
stap 3. LV - 


Slide 21 - Tekstslide

Nog eentje dan...

Ontleed de volgende zin: 

De jongen aaide het hondje

zoek pv
zoek O 
zoek LV

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht

Klaar?
Aan de slag!
Maken: 3.7 Grammatica
Opdracht 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 12 en 13
14, 15, 16, 18 en 19


Klaar?
3.5 test jezelf
Oefen met de woordtrainer


timer
1:00

Slide 23 - Tekstslide

Hoe lastig vind je dit onderwerp?
010

Slide 24 - Poll

Hoe heb je gewerkt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll