2.3 wat is normaal?

3. Wat is normaal?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

3. Wat is normaal?

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les ken je/kun je
Begrippen: Pubertijd, asociaal, groepsdruk, generatieconflict

Je weet dat de waarden en normen in de tijd steeds veranderen. Wat vroeger normaal is, is dat misschien nu niet meer.
Je kunt voorbeelden bedenken bij de begrippen.

Slide 2 - Tekstslide

Puberteit
Periode tussen kindertijd en volwassenheid. Je ontwikkelt je identiteit.

Kenmerk: door experimenteren  vrijheid zoeken en grenzen leren kennen.


Slide 3 - Tekstslide

Wat is normaal? Normen en waarden verschillen.
  • Normen en waarden botsen regelmatig. Tolerantie betekent dat je mensen met andere normen en waarden accepteert.

  • Soms zijn verschillen te groot, dan vind je gedrag van anderen asociaal. Je hoeft niet alles te tolereren.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Wat is een voorbeeld van asociaal gedrag wat jij laatst hebt meegemaakt?

Slide 7 - Open vraag

Groepsnormen
Je wilt bij een groep horen.
  • Normen en waarden kunnen ook binnen Nederland verschillen. Elke groep heeft zijn eigen gebruiken.

  • Groepsdruk: het gevoel dat je je MOET aanpassen aan de gebruiken van een groep.

  • Pesten is vaak ook een vorm van groepsdruk: "straks ben ik de sjaak"

Slide 8 - Tekstslide

Verschillen met je ouders
  • Generatieconflict: een meningsverschil dat veroorzaakt wordt door een verschil in leeftijd.

  • Dat wat wij normaal vinden en wat vroeger normaal gevonden wordt, verandert ook steeds. Tijd opa en oma is anders dan dat waarin wij nu leven.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Waarom is er in het voorgaande filmpje sprake
van een generatieconflict?

Slide 11 - Woordweb

Aan de slag:
Maak uit je werkboek paragraaf 2.3 vraag 1 t/m 6
Tijd: 10 minuten
Wie: alleen
Hulp: vraag het je docent.
Klaar: maak samenvatting blz. 29 onderdeel 2.3

Slide 12 - Tekstslide

Jongeren


Bij welke groep hoor je?

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van dit onderdeel ken je de begrippen: identificatie, groepsidentificatie, jongerencultuur, welvaart en individualisering.
 Je kan uitleggen op waarom mensen vaak bij een groep horen, en op welke manieren jongerenculturen ontstonden en door welke maatschappelijke verandering dat kwam.

Slide 14 - Tekstslide

Waarom horen mensen bij een groep?

  • Mensen zijn sociale wezens

  • Wij hebben anderen nodig om te kunnen functioneren

Slide 15 - Tekstslide

Identificatie
  • Identificatie = Je herkent bepaalde kenmerken van jezelf bij een ander

  • Groepsidentificatie = Je voelt je verbonden met een groep mensen, omdat je dezelfde kenmerken of gewoonten hebt

Slide 16 - Tekstslide

Hoe ontstaat een groepsgevoel? (1)
De plaats waar je vandaan komt. Denk aan mensen die: 

  • in een dorp of juist een stad wonen (Amsterdammers / Rotterdammers). 
  • in een bepaalde provincie wonen (Friezen / Zeeuwen). 
  • afkomstig zijn uit een ander land (Surinamers / Turken).

Slide 17 - Tekstslide

Hoe ontstaat een groepsgevoel? (2)
De religie waar je in gelooft. Bijvoorbeeld: 

  • Het katholicisme 
  • De islam 
  • Het jodendom 
  • Het protestantisme 
  • Het boeddhisme

Slide 18 - Tekstslide

Hoe ontstaat een groepsgevoel? (3)
Wanneer mensen een gezamenlijk belang of probleem hebben. Bijvoorbeeld:

  • Scholieren
  • Treinreizigers
  • Werknemers
  • Automobilisten

Slide 19 - Tekstslide

Hoe ontstaat een groepsgevoel? (4)
Wanneer mensen een gezamenlijke smaak of interesse hebben. Bijvoorbeeld : op het gebied van hobby, muziek of kleding. 

  • Gamers 
  • Sporters 
  • Kookclubs 
  • Skaters

Slide 20 - Tekstslide

Jongerenculturen
  • Jongerencultuur = een groep jongeren met dezelfde waarden, normen en gewoonten.

  • Jongerenculturen zijn ontstaan in de jaren 60 van de vorige eeuw:

  1. kwam er meer welvaart
  2. kregen jongeren meer vrije tijd.
  3. wilden jongeren zich afzetten tegen hun ouders.

Slide 21 - Tekstslide

Bedenk een van de groepen waar jij bij hoort. Waarom hoor jij bij die groep?

Slide 22 - Open vraag

Aan de slag:
Maak uit je werkboek paragraaf 2.4 vraag 1 t/m 8
Tijd: 10 minuten
Wie: alleen
Hulp: vraag het je docent.
Klaar: maak samenvatting blz. 29 onderdeel 2.4

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
Leren heel hoofdstuk 2
Maken: 
Paragraaf 2.3 vraag 1-6, 8, 10
Pesten
Paragraaf 2.4 vraag 1-10
Invloed van popmuziek
Samenvatting 2.1-2.4

Slide 24 - Tekstslide