Herhalingsles H6 Frisdrankfabriek

H6  Frisdrank
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
W&TMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H6  Frisdrank

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kwaliteitscontrole

De laatste stap in het kwaliteitszorgsysteem is, de controle.
Kwaliteitscontrole is het controleren of het werk voldoetaan de kwaliteitseisen.
De criteria voor kwaliteit moeten duidelijk, concreet en meetbaar zijn.
6.4 
slaan we over

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kwaliteitscontrole
Als je gaat controleren dan kijk je niet alleen naar het aantal goederen. Je kijkt ook naar de kwaliteit ervan:
  • Onbeschadigd
  • Juiste temperatuur
  • Vers
  • Verpakking
  • Schoon
  • Compleet

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Etiketten
Tekstbron 2.24
Europese wet Voedselinformatie
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit controleert!
Hulp bij het maken van goede voedselkeuzes: gezondheid, veiligheid en milieu 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check van de doelen met de Check In Check Out kaart
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Prik in frisdrank wordt veroorzaakt door...
A
Stikstof
B
Zuurstof
C
Smaakstof
D
Koolstofdioxide

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is een aroma?
A
een geur- of smaakstof
B
een oplossing van koolstofdioxide in water
C
een oplossing van suiker in water
D
een soort indicator

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zuurgraad
Zuur
Base
Neutraal
pH 7
pH 0
pH 14

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen voedingszuren?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies


Wat is een indicator?
A
Een stof waarmee je een andere stof omzet
B
Een stof waarmee je een andere stof opbouwt.
C
Een stof waarmee je een ander stof aantoont
D
Een gas waarmee je een stof zichtbaar kunt maken

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ander woord voor koolzuur?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De ____________ van een stof geeft aan hoe zuur iets is. Je kunt dit aflezen op een  ____________ . De pH van 7 is  ____________ . Hoe lager de pH van een stof is, hoe  ____________  de stof is. Als een stof een pH boven de 7 heeft, noem je dit  ____________ . 
zuurgraad
pH-schaal
neutraal
zuurder
basisch

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke eisen stel jij aan een
verpakking?

Slide 13 - Open vraag

Jouw eisen kunnen betrekking hebben de chips: kleur, vorm, knapperigheid, smaak, houdbaarheid, etc..
Of op de verpakking: Stevigheid, bescherming chips, stapelbaar, makkelijk te vervoeren, formaat, recyclebaar, etc...
Waar moet de verpakking van koolzuurhoudende frisdranken bestand tegen zijn?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de afbreektijd van frisdrankblikjes van aluminium in de natuur?
A
6 maanden
B
2 jaar
C
50 jaar
D
200 jaar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn nadelen van frisdrankblikjes? Wat zou je hierna ermee kunnen doen?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor voordelen van petflessen?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt een petfles gemaakt? 
Hoe wordt een blikje gemaakt? 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe wordt een petfles gerecycled?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet het productieproces in de goede volgorde. 

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Process
Output
Input

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Productieproces frisdrank
Suiker en zoetstoffen worden hier opgelost in water.
A
Input
B
Proces
C
Output

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een blokschema van het productieproces wat hiernaast is beschreven.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Handmatig produceren
A
is geschikt voor grote aantallen
B
betekent dat bijna producten hetzelfde zijn
C
zet chemische energie om in beweging en warmte
D
Betekent dat je de machine zelf moet sturen.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De output van een koffiemachine
A
Bestaat uit bonen, water en elektriciteit
B
Bestaat uit afval, warmte en informatie
C
bestaat uit bonen, water, proces, bekertje
D
Bestaat uit wisselgeld, energie, water

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke bewering is waar?
A
productie met een robot noem je machinaal omdat jij de informatie levert
B
geautomatiseerde productie kost meer energie dan machinale productie
C
Een robot kan eenmaal ingesteld alleen dezelfde producten maken
D
Als je een figuurzaag gebruikt spreek je al van machinale productie.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het handig om gebruik te maken van een productielijn?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is massaproductie?
A
Productie van grote hoeveelheden met de hand.
B
Productie van grote hoeveelheden in een fabriek.
C
Productie van fabrieken met de hand.
D
Productie van kleine hoeveelheden in een fabriek.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Waarvoor gebruik je een PLC?
A
om regelcommando's te berekenen
B
om een pomp sneller te laten draaien
C
om etiketten op producten te plakken
D
stuurt, volgt en controleert het proces

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dit?
A
rollenbaan
B
transportband
C
steekwagen
D
handpallettruck

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe gebeurt de overbranding van de motor naar de baan?

Slide 31 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies


Wat is logistiek?
A
Het vervoeren van producten
B
Alle processen om een product bij de consument te brengen
C
Artikelen van van A naar B brengen
D
Het bevoorraden van de winkels die verkopen aan de consument

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Logistiek: Een magazijn wordt gebruikt voor:
A
Opslag van goederen
B
Verzending van goederen
C
Ontvangst van goederen
D
A, B, C zijn alle drie juist

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de woorden op de juiste plaats:
Het verplaatsen en opslaan van producten heet 
De producten moeten op de juiste
en in de juiste 
op de juiste
zijn.
logistiek
tijd
hoeveelheid
plaats

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het vervoer van kantoormeubelen als medewerkers verhuizen naar
een andere werkplek noem je intern transport.
A
Ja
B
nee

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland is een distributieland.

Wat betekent het woord distributie?
A
vervoeren
B
uitdelen
C
verdelen
D
posten

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op het plaatje zie je een:
A
lange distributieketen
B
indirecte distributie
C
korte distributieketen
D
directe distributie

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zie jij de toekomst van logistiek?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies