E & O p1 - hoofdstuk 3

Het product
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het product

Slide 1 - Tekstslide

verschillen in assortiment
  • Breedte van het assortiment: Veel verschillende productgroepen is breed assortiment, weinig is een smal assortiment.
  • Lengte van het assortiment:  Lang assortiment veel producten in productgroepen en kort assortiment weinig producten
  • Diepte van het assortiment: Diep assortiment veel productvarianten. Ondiep assortiment is weinig productvarianten.
  • Hoogte van het assortiment: Hoog assortiment duurdere merken. Laag assortiment goedkopere merken
  • Consistentie van het assortiment: Als product groepen bij elkaar passen.

Slide 2 - Tekstslide

Het assortiment van Jumbo is...
A
Smal
B
Ondiep
C
Breed
D
Diep

Slide 3 - Quizvraag

assortiment 
productgroep
product
productvariant
kleding
dameskleding 
jurk 
jurk lange mouw
drinken
frisdrank
cola
cola zero

Slide 4 - Sleepvraag

Een telefoonwinkel verkoopt alleen de nieuwste iPhones. Van welk assortiment is hier sprake?
A
Diep en hoog assortiment
B
Diep en laag assortiment
C
Ondiep en hoog assortiment
D
Ondiep en laag assortiment

Slide 5 - Quizvraag

Het assortiment van een slagerij bestaat uit vele soorten vlees. Van welk assortiment is hier sprake?
A
Breed en diep assortiment
B
Breed en ondiep assortiment
C
Smal en diep assortiment
D
Smal en ondiep assortiment

Slide 6 - Quizvraag

Kernassortiment = De belangrijkste artikelen die een winkel verkoopt, waar de meeste consumenten voor komen. ​80% van de omzet

Randassortiment = Dit zijn de artikelen/productgroepen die de winkel als aanvulling op het kernassortiment heeft. ​
20% van de omzet




Slide 7 - Tekstslide

Complementaire artikelen
= Een artikel dat je 'erbij' verkoopt, is een complementair artikel.

Voorbeeld is een riem die je 
bij een spijkerbroek koopt 
of een bel bij een fiets.

Slide 8 - Tekstslide

Follow-up artikelen
= speciaal soort complementair artikel. Het is een artikel dat nodig is om het hoofdartikel te kunnen gebruiken.

Denk aan een opzetborstel bij een elektrische tandenborstel
of koffiefilters die nodig zijn bij een koffiezetapparaat.

Slide 9 - Tekstslide

Concurrerende artikelen
Concurrerende artikelen zijn dezelfde soort artikelen waaruit je kunt kiezen bij een winkel.

Denk aan alle de verschillende soorten en merken laptops die je kunt komen bij Mediamarkt.

Slide 10 - Tekstslide

Impulsartikelen
= Een artikel dat je in een opwelling koopt, zonder dat je het van tevoren van plan was.

Denk aan artikelen op het display bij
de kassa, waarop bijvoorbeeld
snoep en chocoladerepen staan.
Of bakken met artikelen in het gangpad
of bij de winkelingang.

Slide 11 - Tekstslide

Rage-artikel
= Een artikel dat inhaakt op een bepaalde rage. Een rage is iets dat in korte tijd heel erg populair wordt.

Voorbeeld: Loombandjes of oranje artikelen in de 
periode van het EK of WK.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Wat voor producten verkoopt een schoenenwinkel vooral?
A
Convenience goods
B
Shopping goods
C
Speciality goods

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van convenience goods?
A
Schoenen
B
Kleding
C
Televisie
D
Brood

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het kernassortiment van een doe-het-zelf winkel?
A
Knuffelbeer
B
Rolletje pepermunt
C
Tenten
D
Verf

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het randassortiment van een bloemenzaak?
A
Bloemen
B
Bloemenkaartje
C
Planten
D
Vazen

Slide 17 - Quizvraag

Een kledingwinkel verkoopt ook sieraden. De sieraden horen bij het:
A
Randassortiment
B
Kernassortiment

Slide 18 - Quizvraag

Hoe is het assortiment van een winkel samengesteld?
A
20% kern- en 80% randassortiment
B
30% kern- en 70% randassortiment
C
70% kern- en 30% randassortiment
D
80% kern- en 20% randassortiment

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een kernmerk van een fabrieksmerk?
Dat de verschillende soorten producten...
A
...onder dezelfde merknaam worden verkocht
B
...alleen via de fabriek worden verkocht
C
...altijd A-merken zijn
D
...witte merken zijn

Slide 20 - Quizvraag

Mensen eten tegenwoordig steeds minder vlees en meer vleesvervangers. Wat zijn vleesvervangers dan?
A
Trendproducten
B
Follow-up producten
C
Rageproducten
D
Complementaire producten

Slide 21 - Quizvraag

Wat voor merken verkoopt een winkel die uit wil stralen dat ze hele goedkope producten verkopen vooral?
A
A-merken
B
B-merken
C
C-merken
D
Fabrieksmerken

Slide 22 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van
een follow-up artikel

Slide 23 - Open vraag

Een telefoonhoesje is een voorbeeld van een:
A
Follow-up artikel
B
een complementair artikel
C
een impulsartikel
D
een rage-artikel

Slide 24 - Quizvraag

A Merken
B Merken
C Merken
Huis-
merken

Slide 25 - Sleepvraag