Oefentoets H2 Ontwikkelingspsychologie

Oefentoets H2
Ontwikkelingspsychologie
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
PDOMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets H2
Ontwikkelingspsychologie

Slide 1 - Tekstslide

Welk woord beschrijft het woord ontwikkelen het best?
A
drempels
B
vooruitgang
C
sensomotoriek
D
intelligentie

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn woorden die passen bij lichamelijke ontwikkeling?
A
sensomotoriek
B
groeien
C
intelligentie
D
bewegen

Slide 3 - Quizvraag

Stelling: Je hebt levenslooppsychologie nodig om de ontwikkeling van een kind te sturen.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Als je omgaat met anderen verandert dat jouw denkbeelden over de werkelijkheid.
A
onjuist
B
juist

Slide 5 - Quizvraag

Wat beschrijven we in de leeftijdsindeling?
A
ontwikkeling van een gemiddeld kind
B
ontwikkelingsproblemen
C
vertraging
D
vaste leeftijdsfasen

Slide 6 - Quizvraag

Welke leeftijd heeft een peuter?
A
1-2 jaar
B
4 - 6 jaar
C
2 - 4 jaar
D
0 - 1 jaar

Slide 7 - Quizvraag

12 - 15 jaar
6 - 9 jaar
9 - 12 jaar
jong basisschool kind
ouder basisschool kind
puber

Slide 8 - Sleepvraag

Stelling:
Je aanleg heeft invloed op je groei.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

sensomotoriek
oppervlakkige tastzin
reuk
kietelen
moeder herkennen
reactie op zintuigen

Slide 10 - Sleepvraag

Wat kan een pasgeboren baby zien?
A
licht en donker
B
contrast
C
kleuren

Slide 11 - Quizvraag

Wat hoort een baby beter?
A
een lage stem
B
lage tonen
C
hoge tonen

Slide 12 - Quizvraag

Stelling: Normen zijn regels voor gedrag.
A
onjuist
B
juist

Slide 13 - Quizvraag

Behaviorisme houdt in dat:
A
je zelf kennis "maakt"
B
gedrag wordt geconditioneerd
C
gedrag wordt aangeleerd

Slide 14 - Quizvraag

het geheugen
de cognitie
de aandacht
herinneren
hoe je redeneert
opletten

Slide 15 - Sleepvraag

Hoe stimuleer je creativiteit?
A
Laat zien waar de lijm staat wanneer een kind dat niet kan vinden.
B
Vraag of een kind een appel of een banaan wil.
C
Benoem of je een werkje mooi is of wat minder mooi is.
D
Stimuleer om eigen keuzes te maken.

Slide 16 - Quizvraag

Stelling: Een kind leert niet van anderen nadoen, het moet de wereld echt ervaren om te leren.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Stelling: Regels als "stoppen bij een rood verkeerslicht" horen bij de morele ontwikkeling.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Welke acties zijn een voorbeeld van moreel handelen?
A
netjes eten met mes en vork
B
terugslaan als iemand je aanvalt
C
een ander kind helpen als het gevallen is

Slide 19 - Quizvraag