In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2.3
Gezag
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kent het kernconcept gezag en kunt deze herkennen in een bron.
Je weet welke drie niveaus er zijn waarop maatschappelijke verschijnselen kunnen worden bestudeerd en je kunt deze herkennen in een bron.
Je weet wat politiek gezag is.
Slide 2 - Tekstslide
Aan wie of wat denk je, bij het woord 'gezag'?
Slide 3 - Woordweb
Gezag heeft te maken met het kernconcept macht. Wat weet je nog van het kernconcept macht?
Slide 4 - Woordweb
Macht
Het vermogen om hulpbronnen in te zetten,
(economisch, politiek, affectief en cognitief), om bepaalde doelstellingen te bereiken en/of de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.
Slide 5 - Tekstslide
Gezag
Macht die als legitiem wordt beschouwd.
Maar wat betekent dit?
Anderen accepteren vrijwillig de beslissingen die iemand met gezag neemt en aanvaarden dat hun handelingsmogelijkheden worden ingeperkt of vergroot.
Hun macht wordt gezien als passend en rechtvaardig en is dusgeen dwang
Slide 6 - Tekstslide
Maatschappelijke niveaus
Micro-niveau: gedrag van individuele personen
Meso-niveau: het gedrag van groepen onderling
Macro-niveau: gedrag op het niveau van samenlevingen (bijv. verschillen tussen landen).
Slide 7 - Tekstslide
Gezag
Hoe krijgen mensen gezag? Op microniveau op basis van:
Kwaliteiten (zoals aanzien of charisma);
Geleverde prestaties;
De positie of functie die iemand heeft.
De hoeveelheid gezag die iemand (een actor) heeft kan verschillen. Gezag is relatief. Een docent kan bij een bepaalde klas veel gezag hebben maar in een ander juist helemaal niet.
Slide 8 - Tekstslide
Politiek gezag
Als de macht van de politiek als legitiem wordt beschouwd.
Slide 9 - Tekstslide
In hoeverre had de Nederlandse overheid gedurende de Coronacrisis politiek gezag? Leg ook uit waarom je dat denkt.
Slide 10 - Open vraag
Noem een persoon die volgens jou gezag heeft en leg kort uit waarom
Slide 11 - Open vraag
Hier wil ik nog meer uitleg over:
Slide 12 - Woordweb
Aan de slag
Maak opdracht 2, 4(a t/m e) en 5 van paragraaf 2.3 Gezag