CMC samengestelde zin


samengestelde zin



Eijkhagen, M. Rosenboom
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
nedMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les


samengestelde zin



Eijkhagen, M. Rosenboom

Slide 1 - Tekstslide

Voordat een zin als samengestelde zin ontleed kan wor­den, moet hij eerst als enkelvoudige zin ontleed zijn, d.w.z. in een zin met maar één persoons­vorm ( en andere zinsdelen).

Een zinsdeel dat is uitgegroeid tot een nieuwe zin, noemen we een bijzin. Dat is dus geen aparte zin, maar een zin bin­nen een grotere zin die loopt van hoofdlet­ter tot punt.



Slide 2 - Tekstslide

Het belangrijkste verschil tussen een hoofd­zin en een bijzin is, dat in een hoofdzin de persoonsvorm alleen maar eerste of tweede zinsdeel kan zijn,terwijl in een bijzin de per­soonsvorm
ook verder naar achter kan staan.

Slide 3 - Tekstslide

Noteer de stappen om een enkelvoudige zin te ontleden.
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

1. Persoonsvom (PV)

2. Onderwerp (Ond)

3. Gezegde (Gez)

4. Zinsdeelproef

5. Lijdend Voorwerp (LV)

6. Meewerkend Voorwerp (MV)

7. Bijwoordelijke bepaling

8. Bijvoeglijke bepaling
 1. Het eerste werkwoord dat je tegenkomt, wanneer je de zin vragend hebt gemaakt.
2. Wie (is er aan het...) + PV ?
 3. Alle werkwoorden in de zin.
4. Verander een paar keer de woordvolgorde van de zin. 
Probeer welke woordcombinaties je voor de persoonsvorm kunt zetten zonder dat de zin ongrammaticaal wordt.
5. Wie/wat + Gez + Ond ?
6. Aan wie/voor wie + Gez + Ond + LV ?
7. De zinsdelen die overblijven. 
(Vaak een tijd of een plaats)
8. Geeft meer informatie over het belangrijkste zelfstandig naamwoord in een zinsdeel

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Ontleed de volgende zinnen:

Wie niet sterk is, moet slim zijn.



Slide 7 - Tekstslide


De conciërge noteerde wie te laat kwam.

Slide 8 - Tekstslide

Wie komende winter op reis gaan, geef ik een goede raad.

Slide 9 - Tekstslide

De man die daar loopt is de burgemeester van Amsterdam.

Slide 10 - Tekstslide

Hij keek op hen neer, omdat ze niet konden werken.

Slide 11 - Tekstslide

Degene die niet sterk is, moet slim zijn.

Slide 12 - Tekstslide