Herhaling ba 5.3 en 5.4

Herhaling ba 5.3 en 5.4
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling ba 5.3 en 5.4

Slide 1 - Tekstslide

Karim heeft een hamburgertent. Hij deze week 136 hamburgers verkocht. Zijn ...... is 136 hamburgers
A
Inkoopprijs
B
Afzet
C
Omzet
D
Brutowinst

Slide 2 - Quizvraag

Als je de prijs van een product verhoogd, dan ...... de afzet waarschijnlijk.
A
Daalt
B
Stijgt

Slide 3 - Quizvraag

Als je de prijs van een product verlaagd, dan ...... de afzet waarschijnlijk.
A
Daalt
B
Stijgt

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juiste berekening van de omzet?
A
Inkoopprijs x verkoopprijs
B
Inkoopprijs x afzet
C
Verkoopprijs x afzet
D
Brutowinst x verkoopprijs

Slide 5 - Quizvraag

Reda heeft een bloemenwinkel. Zij heeft vorige maand 460 bloemen verkocht. Elke bloem heeft zij verkocht voor € 3,00. De bloemen heeft zij in totaal voor € 800,00 ingekocht. 
Omzet
Inkoopwaarde van de omzet
Afzet
Brutowinst
460
€ 580,00
€ 1380,00
€ 800,00

Slide 6 - Sleepvraag

Andrew heeft een omzet van € 4.560. Zijn producten heeft hij voor € 1.760 ingekocht. De bedrijfskosten zijn € 3.100.
Hoeveel is zijn brutowinst?
A
€ 2.500
B
€ 2.600
C
€ 2.700
D
€ 2.800

Slide 7 - Quizvraag

Andrew heeft een omzet van € 4.560. Zijn producten heeft hij voor € 1.760 ingekocht. De bedrijfskosten zijn € 3.100.
Hoeveel is zijn nettoresultaat?
A
- € 200
B
- € 300
C
- € 400
D
- € 500

Slide 8 - Quizvraag

Andrew heeft een omzet van € 4.560. Zijn producten heeft hij voor € 1.760 ingekocht. De bedrijfskosten zijn € 3.100.
Is er sprake van nettoverlies of nettowinst?
A
Nettoverlies
B
Nettowinst
C
-

Slide 9 - Quizvraag

Nettoverlies
Nettowinst
€ 600
- € 750
€ 650
- € 12.500
- € 340
€ 45.000
- € 4.690
€ 1.000.000

Slide 10 - Sleepvraag

De maximale hoeveelheid die een bedrijf kan produceren is de ......... .
A
Productiecapaciteit
B
Productiearbeid
C
Productiecalamiteit
D
Productiestoepkrijt

Slide 11 - Quizvraag

Hoe kan je de productiecapaciteit laten toenemen?
A
Meer mensen in dienst nemen
B
Het personeel meer uur laten maken
C
Meer of betere machines

Slide 12 - Quizvraag

Eerst kon Armando 400 mensen knippen in een week. Door omstandigheden kan hij nog maar maximaal 320 mensen knippen. Hoeveel is de productiecapaciteit gedaald?
A
10%
B
15%
C
20%
D
25%

Slide 13 - Quizvraag

De arbeidsproductiviteit is de productie per persoon in een bepaalde tijd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Marcus maakt 12 stoelen per uur. Geoffrey maakt er 14 per uur. Wie heeft een hogere arbeidsproductiviteit?
A
Marcus
B
Geoffrey

Slide 15 - Quizvraag

Hoe kan je de arbeidsproductiviteit verbeteren?
Dus dat je in plaats van 10 tafels, 14 tafels per uur maakt.

Slide 16 - Open vraag

In een fabriek worden 48.000 T-shirts per maand geproduceerd. Hoeveel zijn dit er per jaar?
A
576.000
B
577.000
C
578.000
D
579.000

Slide 17 - Quizvraag

In een fabriek worden 48.000 T-shirts per maand geproduceerd. Hoeveel zijn dit er per maand?
A
47.000
B
48.000
C
49.000
D
50.000

Slide 18 - Quizvraag

In een fabriek worden 8.000 T-shirts per week geproduceerd. Hoeveel zijn dit er per dag?
A
1300
B
1400
C
1500
D
1600

Slide 19 - Quizvraag

In een fabriek worden 1.600 T-shirts per dag geproduceerd. Hoeveel zijn dit er per uur?
A
100
B
200
C
300
D
400

Slide 20 - Quizvraag

Meer CO2 uitstoot
Geluidsoverlast
Stankoverlast
Milieuvervuiling

Slide 21 - Sleepvraag