Hv1b/Mh1b -- 19-02-2024

Hv1b/Mh1b -- 19-02-2024
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hv1b/Mh1b -- 19-02-2024

Slide 1 - Tekstslide

Lesson Goals:
At the end of this class you...:

- ... remember how to make questions and negations
- ... you have watched and understood some videos
- ... you have learnt English words to do with sports

Slide 2 - Tekstslide

SO Date
First, let's start with giving you an SO Date.

This SO is about making questions and negations in English (we will practise shortly!)

Test is NEXT WEEK the 26th of February!

Please, write this down in your diaries.

Slide 3 - Tekstslide

Questions and Negations

Slide 4 - Tekstslide

Maak een vraag én een ontkenning van de volgende zin:
He works as a teacher.

Slide 5 - Open vraag

wil je een vraag maken?
Dan moet je eerst kijken welk 
werkwoord in de zin staat

Slide 6 - Tekstslide

Making Questions and negations with to be, can, have got or do

Slide 7 - Tekstslide

Zie je een van deze vormen? 
  • am
  • are
  • is
Dit is het werkwoord : to Be

Slide 8 - Tekstslide

Als er een vorm van 'to be' in de zin staat : am / are / is, zet je deze vooraan als je een vraag wilt maken.
  • They are late          Are they late?
  • He is 12 years old      Is he 12 years old?
  • I am at home       Am I at home?

Slide 9 - Tekstslide

Een ontkenning met maak je door 'not' achter de vorm van 'to be' te zetten.
  • They are late          They are not late.
  • He is 12 years old      He is not 12 years old.
  • I am at home       I am not at home.

Slide 10 - Tekstslide

Zie je een van deze hulpwerkwoorden
  • Can
  • May
  • Will
Zet deze vooraan om een vraag te maken

You can help me. - Can you help me?
He may ask a question. May he ask a question?
My best friend will help you. Will my best friend help you?

Slide 11 - Tekstslide

Zie je een van deze hulpwerkwoorden? 
  • Can
  • May
  • Will
Zet 'not' erachter om een ontkenning te maken

She will help you. - She will not help me.
Her dad can play the guitar - Her dad cannot play the guitar.
Ellis may leave. - Ellis may not leave?

Slide 12 - Tekstslide

Zie je een vorm van 'have got'? 
  • have got
  • has got
Zet have/has vooraan om een vraag te maken.

They have got 2 nieces. Have they got two nieces?
Sarah has got an injury. Has Sarah got an injury?

Slide 13 - Tekstslide

Zie je een vorm van 'have got'? 
  • have got
  • has got
Zet 'not' erachter om een ontkenning te maken

She has got a problem. - She hasn' got a problem.
They have got a dog. - They haven't got a pet.

Slide 14 - Tekstslide

Soms heb je  zinnen zonder am / are / is / can / may / will/ have got

Slide 15 - Tekstslide

Als er geen vorm van 'to be', hulpwerkwoord of have got in de zin staat maar bijv :
  • watch
  • eat
  • go
  • fly
  • like
Dan kan je de vraag niet maken door het werkwoord aan het begin van de zin te zetten.

Slide 16 - Tekstslide

Om de vraag te maken zet je aan het begin van de zin : Do of does
Hoe kies je tussen do of does?

Slide 17 - Tekstslide

I          do                                         
you    do
he      does
she    does
it        does
we     do
you    do
they   do
         Do          * I
                         * you
                         * we
                         * they
                         * het onderwerp is meervoud
 
  
Does       * he
                 * she
                 * it
                 * woorden die je in de plek                             kunt zetten van he /she /it

Slide 18 - Tekstslide

Dus als je een vraag maakt van zinnen waar geen am/ are /is/ can / has got/ have got in staat 
Zet je do of does aan het begin van de zin
They eat an apple            Do they eat an apple? 
She sleeps a lot          Does she sleep a lot?

Let op! Na do/does komt altijd het hele werkwoord!


Slide 19 - Tekstslide

Dus als je een ontkenning maakt van zinnen waar geen am/ are /is/ can / has got/ have got in staat 
Zet je don't of doesn't voor het eerste werkwoord
They eat an apple           They don't eat an apple.
She sleeps a lot          She doesn't sleep a lot.

Let op! Na do/does komt altijd het hele werkwoord!


Slide 20 - Tekstslide

Make a question.

My dad loves chocolate.

Slide 21 - Open vraag

Make a question:

They go to school by bus.

Slide 22 - Open vraag

Make a negation:

He can help you.

Slide 23 - Open vraag

Make an negation:

They are always late.

Slide 24 - Open vraag

Make an negation:

She will understand.

Slide 25 - Open vraag

Question Tags

Slide 26 - Tekstslide

What do you remember about Question Tags?

Slide 27 - Woordweb

Question Tags
  • Wat is een Question Tag?
  • Waarom gebruiken we Question Tags?
  • Hoe schrijven we een Question Tag op? 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Question Tags
Welke zin is correct?
A
Tom is very strong, is he?
B
Tom is very strong, isn't he?

Slide 30 - Quizvraag

Question Tags

These women are independent, ...?
A
are they
B
aren't they
C
are she
D
aren't she

Slide 31 - Quizvraag

Question tags
You have never been in Paris,_____? v
A
haven't you
B
do you?
C
didn't you?
D
have you?

Slide 32 - Quizvraag

Question Tags, complete:
Sara hasn't got a lot of friends, ...?

A
does Sara
B
doesn't Sara
C
has she
D
hasn't she

Slide 33 - Quizvraag

Question tags
She sings beautifully,____?

A
isn't it?
B
doesn't she?
C
didn't she
D
don' t she

Slide 34 - Quizvraag

Vul de juiste question tag in:
You are a student, ................

Slide 35 - Open vraag

Vul de juiste question tag in:
I will see you on Saturday,........

Slide 36 - Open vraag

Vul de juiste question tag in:
She's not sick, ................

Slide 37 - Open vraag

Homework
For next class:

- Do ex. 10 and 11 of 4.2
- Study Questions and Negations (page 93 in your book!)
- Study Box 4.2 

Slide 38 - Tekstslide