Persoonsvorm, onderwerp, gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom 3B!

- Telefoon uit en in de bak

- Zitten vanaf de eerste rij

- Pen op tafel

- Pet en muts af

- Oortjes uit

Persoonsvorm en onderwerp

3B

Formatieve toets!

Wat gaan we vandaag doen?

• Formatieve toets over persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde. 

Leerdoelen

Na vandaag weet ik (weer):

• wat de persoonsvorm is en hoe ik die vind (drie manieren);
• wat het onderwerp is en hoe ik die vind (twee stappen);
• wat het werkwoordelijk gezegde is en hoe ik die vind.

1. Wat is een werkwoord?

2. Is de persoonsvorm altijd een werkwoord?

JA / NEE

3. Hoe vind ik de persoonsvorm?

Benoem drie manieren.

1.

2.

3.

4. Wat is de persoonsvorm in de zin:
'Iedereen weet wat de persoonsvorm is.'

1. Iedereen
2. weet
3. persoonsvorm
4. is

5. Wat is de persoonsvorm in deze zin?

'Het heeft niet zo kunnen zijn.'

1. Het
2. zijn
3. kunnen
4. heeft

6. 'De persoonsvorm heeft drie kenmerken.'

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

1. De persoonsvorm
2. heeft
3. drie
4. kenmerken

7. Wat is de persoonsvorm in deze zin?

'Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?'

1. Hoe
2. vind
3. je
4. ook

8. Hoe vind ik het onderwerp

in twee stappen?

1.

2.

Hoe vind je het onderwerp?

Mijn buurmeisje loopt naar school.

Stap 1: Vind de persoonsvorm. PV=loopt

Stap 2: Wie of wat + pv? =wie of wat loopt? Mijn buurmeisje

ow= mijn buurmeisje

9. Wat is het onderwerp?

'Mevrouw Wolters legt het onderwerp uit.'

1. Mevrouw Wolters
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

10. Wat is het onderwerp?

'Ik leer het onderwerp te vinden.'

1. Ik
2. leer
3. het onderwerp
4. vinden

11. Wat is het onderwerp?
'De tweede klas leert het onderwerp vinden.'

1. De tweede klas
2. leert
3. het onderwerp
4. vinden

12. Wat is het onderwerp?

'Het meisje met rode haren rijdt naar school.'

13. Wat is het werkwoordelijk gezegde?

14. 'Wie heeft mijn scooter gerepareerd?'
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. Wie
2. heeft
3. heeft gerepareerd
4. mijn scooter

15. 'Hij is zijn spullen vergeten.'

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. is
2. is vergeten
3. zijn spullen
4. hij

16. Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Hij had daar moeten staan.'

1. had
2. moeten
3. staan
4. had moeten staan

17. 'Ik ben naar school gelopen.'

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. ik ben
2. ben gelopen
3. naar school
4. ik ben gelopen

18, 19, 20:

Wat is in de volgende zinnen: (schrijf ze dus allebei op!) 

de persoonsvorm = PV

en 

werkwoordelijk gezegde = WG

18) Onze buurman is een echte sportman

PV = 

WG = 

19) Morgen gaat Anouk naar die bekende kapper in Utrecht.

PV =

WG = 

20) Tijdens een wheelie brak het handvat van Kevins fiets.

PV =

WG = 

1. Wat is een werkwoord?

Een werkwoord is iets dat je kan doen. 

2. Is de persoonsvorm altijd een werkwoord?

JA, de PV is ALTIJD een werkwoord!!!

3. Hoe vind ik de persoonsvorm?

Benoem drie manieren.

1. Maak een vraagzin. Het eerste WERKWOORD is de persoonsvorm.

2. Verander de tijd. VT wordt TT, TT wordt VT. Het WERKWOORD dat verandert, is de PV.

3. Verander het getal. EV wordt MV, MV wordt EV. Het WERKWOORD dat verandert, is de PV.

4. Wat is de persoonsvorm in de zin:
'Iedereen weet wat de persoonsvorm is.'

1. Iedereen
2. weet
3. persoonsvorm
4. is

5. Wat is de persoonsvorm in deze zin?

'Het heeft niet zo kunnen zijn.'

1. Het
2. zijn
3. kunnen
4. heeft

6. 'De persoonsvorm heeft drie kenmerken.'

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

1. De persoonsvorm
2. heeft
3. drie
4. kenmerken

7. Wat is de persoonsvorm in deze zin?

'Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?'

1. Hoe
2. vind
3. je
4. ook

8. Hoe vind ik het onderwerp

in twee stappen?

1. Zoek de persoonsvorm (PV)

2. WIE of WAT + PV = onderwerp (OW)

9. Wat is het onderwerp?

'Mevrouw Wolters legt het onderwerp uit.'

1. Mevrouw Wolters
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

10. Wat is het onderwerp?

'Ik leer het onderwerp te vinden.'

1. Ik
2. leer
3. het onderwerp
4. vinden

11. Wat is het onderwerp?
'De tweede klas leert het onderwerp vinden.'

1. De tweede klas
2. leert
3. het onderwerp
4. vinden

12. Wat is het onderwerp?

'Het meisje met rode haren rijdt naar school.'

13. Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Het WG, werkwoordelijk gezegde, zijn ALLE werkwoorden in de zin. 

DUS OOK DE PV!!! Soms is de PV het enige werkwoord, dat is dat dus OOK het WG!

14. 'Wie heeft mijn scooter gerepareerd?'
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. Wie
2. heeft
3. heeft gerepareerd
4. mijn scooter

15. 'Hij is zijn spullen vergeten.'

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. is
2. is vergeten
3. zijn spullen
4. hij

16. Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Hij had daar moeten staan.'

1. had
2. moeten
3. staan
4. had moeten staan

17. 'Ik ben naar school gelopen.'

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. ik ben
2. ben gelopen
3. naar school
4. ik ben gelopen

18) Onze buurman is een echte sportman.

PV = is 

WG = is

19) Morgen gaat Anouk naar die bekende kapper in Utrecht.

PV = gaat

WG = gaat

20) Tijdens een wheelie brak het handvat van Kevins fiets.

PV = brak

WG = brak

En? Wat is je cijfer?!

Tel alle punten bij elkaar op.

Maximaal 20 punten.

Tel alle punten bij elkaar op.

Maximaal 20 punten.

Leerdoelen checken

Weet ik na vandaag (weer)...

•  wat de persoonsvorm is en hoe ik die vind (drie manieren)?
•  wat het onderwerp is en hoe ik die vind (twee stappen)?
•  wat het werkwoordelijk gezegde is en hoe ik die vind