Stijlfouten

Formuleren en stijl
Stijlfouten
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formuleren en stijl
Stijlfouten

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je (nog) over stijlfouten?

Slide 2 - Woordweb

Stijlfouten
1. Dubbelop: contaminatie en dubbele ontkenning
2. Barbarismen
3. Incongruentie: getal en onjuist verwijswoord
4. Grammaticale kronkels: onjuiste beknopte bijzin, onjuiste inversie, onjuiste samentrekking, zeugma en ontspoorde zin/anakoloet

Slide 3 - Tekstslide

Welke fout zie je in de zin: Ik irriteer me vreselijk aan het enorme rotzooi die mensen op straat achterlaten.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Barbarisme
D
Incongruentie

Slide 4 - Quizvraag

Verbeter de zin: Ik irriteer me vreselijk aan het enorme rotzooi die mensen op straat achterlaten.

Slide 5 - Open vraag

Contaminatie
· 
Ik erger me vreselijk aan het enorme rotzooi die mensen op straat achterlaten.

· Het irriteert me vreselijk dat mensen rotzooi op straat achterlaten.

Slide 6 - Tekstslide

Welke fout zie je in de zin: Je start de broodmachine middels een druk op de knop.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Barbarisme
D
Incongruentie

Slide 7 - Quizvraag

Verbeter de zin: Je start de broodmachine middels een druk op de knop.

Slide 8 - Open vraag

Barbarisme
'Middels' komt van het Duitse woord 'mittels'. 
De Nederlandse vorm is 'door middel van'.

Je start de broodmachine door middel van een druk op de knop.

Slide 9 - Tekstslide

Welke fout zie je in de zin: Deze opdracht moet je overnieuw maken totdat je geen fouten meer maakt.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Barbarisme
D
Incongruentie

Slide 10 - Quizvraag

Verbeter de zin: Deze opdracht moet je overnieuw maken totdat je geen fouten meer maakt.

Slide 11 - Open vraag

Contaminatie

Deze opdracht moet je over maken totdat je geen fouten meer maakt.

Deze opdracht moet je opnieuw maken totdat je geen fouten meer maakt.

Slide 12 - Tekstslide

Welke fout zie je in de zin: Ik heb nooit geen rekening gehouden met dit verschrikkelijke noodweer.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Barbarisme
D
Incongruentie

Slide 13 - Quizvraag

Verbeter de zin: Ik heb nooit geen rekening gehouden met dit verschrikkelijke noodweer.

Slide 14 - Open vraag

Dubbele ontkenning
Het woordje nooit en geen betekenen hetzelfde. 

Ik heb nooit rekening gehouden met dit verschrikkelijke noodweer.

Ik heb geen rekening gehouden met dit verschrikkelijke noodweer.

Slide 15 - Tekstslide

Welke fout zie je in de zin: Een deel van de leerlingen kwamen te laat.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Barbarisme
D
Incongruentie

Slide 16 - Quizvraag

Verbeter de zin: Een deel van de leerlingen kwamen te laat.

Slide 17 - Open vraag

Incongruentie
Een deel van de leerlingen = enkelvoud 

Het gaat hier om een deel, niet om de leerlingen

Een deel van de leerlingen kwam te laat.

Slide 18 - Tekstslide

Welke fout zie je in de zin: Dit zijn zaken wat hij niet graag bespreekt.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Barbarisme
D
Incongruentie

Slide 19 - Quizvraag

Verbeter de zin: Dit zijn zaken wat hij niet graag bespreekt.

Slide 20 - Open vraag

Incongruentie
Onjuist verwijswoord

Dit zijn zaken die hij niet graag bespreekt.

deze en die verwijzen naar de – woorden

Slide 21 - Tekstslide

Incongruentie
In de volgende gevallen gebruik je het betrekkelijk voornaamwoord wat:
  • na onbepaalde voornaamwoorden: alles, iets, niets, veel, het enige
Alles wat hij wist, schreef hij op.
  • na een overtreffende trap: het mooiste, het aardigste, het grootste
Het mooiste wat ik gelezen heb, zal ik je vertellen.
  • als je wat kunt vervangen door datgene wat
Wat ik niet vergeten ben, zal ik noteren
  • als wat terugverwijst naar een voorafgaande zin.
Hij zei toen iets totaal anders, wat me irriteerde.

Slide 22 - Tekstslide

Welke fout zie je in de zin: Vroeger of later zullen we de coronapandemie achter ons laten.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Barbarisme
D
Incongruentie

Slide 23 - Quizvraag

Verbeter de zin: Vroeger of later zullen we de coronapandemie achter ons laten.

Slide 24 - Open vraag

Barbarisme
'Vroeger of later' komt van het Engelse 'sooner or later'. In het Nederlands gebruiken we hiervoor 'vroeg of laat'.

Vroeg of laat zullen we de coronapandemie achter ons laten.

Slide 25 - Tekstslide

Welke fout zie je in de zin: Het zal voorkomen moeten worden dat zijn cholesterolgehalte niet verder stijgt.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Barbarisme
D
Incongruentie

Slide 26 - Quizvraag

Verbeter de zin: Het zal voorkomen moeten worden dat zijn cholesterolgehalte niet verder stijgt.

Slide 27 - Open vraag

Dubbele ontkenning
Het zal voorkomen moeten worden dat zijn cholesterolgehalte niet verder stijgt.

Voorkomen en niet betekent hetzelfde. 
 
Het zal voorkomen moeten worden dat zijn cholesterolgehalte verder stijgt.

Slide 28 - Tekstslide

(Stijl)fouten herkennen
Zorg ervoor dat je de theorie beheerst
Kijk goed naar wat er fout kan zijn en geef aan wat er fout is 
Verbeter de zin op de juiste manier

Oefenen:
Digitale omgeving van Kern
Websites zoals Cambiumned 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Wat is het?
Pleonasme en tautologie zijn stijlfiguren: manieren om iets op een bijzondere manier te vertellen. 

Doel: extra benadrukken of extra betekenis geven.

Slide 31 - Tekstslide

Voorbeelden pleonasme
  • witte sneeuw
  • omhoog stijgen
  • snelle sprint
  • grijze mist
Voorbeelden tautologie
  • vast en zeker
  • keurig netjes
  • maar echter

Slide 32 - Tekstslide

Inversie
De meeste zinnen: OPA 
Onderwerp - persoonsvorm - ander zinsdeel. 
Ik loop elke dag een rondje om Groenlo. 

Hoeft niet altijd
Met de Aaltense kermis schenken veel cafés alcohol aan minderjarigen. 
ander zinsdeel - persoonsvorm - onderwerp - ander zinsdeel - ander zinsdeel
Inversie 


Slide 33 - Tekstslide

Inversie 
Normale volgorde van een zin = OPA (onderwerp, persoonsvorm, ander zinsdeel)


Inversie (omdraaiing van de normale standaard volgorde): 
zinsdeel - persoonsvorm - onderwerp
Morgen geef ik een feestje. 



Slide 34 - Tekstslide

Onjuiste inversie
Twee hoofdzinnen naast elkaar. PV en O staan dus naast elkaar. 

In die zinnen gaat er soms iets mis met inversie. 

*Zaterdagmiddag heb(PV) ik (O) in Thialf naar de WK Sprint gekeken en - was (PV) ik (O) 's avonds pas om 10 uur weer thuis. 

Welke twee zinnen zijn aan elkaar geplakt? 

Slide 35 - Tekstslide

1) Zaterdagmiddag heb (PV) ik (O) in Thialf naar de WK Sprint gekeken. = 
2) *Was ik 's avonds pas om 10 uur weer thuis. 
Ik was 's avonds pas om 10 uur weer thuis. 

Slide 36 - Tekstslide

Inversie
Het omkeren van de gewone volgorde
onderwerp + persoonsvorm.

Slide 37 - Tekstslide

Morgen gaat hij naar Limburg.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 38 - Quizvraag

Hij gaat daar carnaval vieren.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 39 - Quizvraag

Gaat hij dan 's zondags wel naar de kerk?
A
inversie
B
geen inversie

Slide 40 - Quizvraag

Ik denk het niet.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 41 - Quizvraag

Maakt hij het niet te bont?
A
inversie
B
geen inversie

Slide 42 - Quizvraag

Thuis houdt hij het altijd rustig.
A
inversie
B
geen inversie

Slide 43 - Quizvraag

Inversie mag alleen als..
- een zin vragend is > Maakt hij het niet te bont?
- een zin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp > Morgen ga ik naar de kapper.
- er een bijzin voor de (hoofd)zin staat >  Omdat ik ziek ben, ga ik naar huis.

Slide 44 - Tekstslide

Waar gaat het vaak mis?

Bij samengestelde zinnen. Dan is er sprake van een onjuiste inversie.


Bepaal bij de volgende zinnen 
A: of er sprake is van inversie
B: of het mag
C: hoe je het op kunt lossen wanneer het niet mag.

Slide 45 - Tekstslide

Vanochtend stapte hij in de douche en waste hij zich daarna snel.

Slide 46 - Open vraag

Hij poetste zijn tanden en kleedde hij zich aan.

Slide 47 - Open vraag

Zijn moeder maakte het ontbijt, maar hij lustte de pindakaas niet.

Slide 48 - Open vraag

Ontstemd sprong hij op de fiets en trapte hij daarna naar school.

Slide 49 - Open vraag

Daar zag hij zijn meisje, maar zij zag hem niet komen.

Slide 50 - Open vraag

Opdracht
Maak opdracht 3 op bladzijde 214.

Slide 51 - Tekstslide