Communicatie week 9 (herhaling module)

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Normen en waarden zijn cultuurkenmerken. Wat zijn waarden?
A
Gedragsregels.
B
Opvattingen over wat belangrijk is.
C
Straffen.
D
Beloningen.

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn normen?
A
dat zijn de cijfers waaraan je moet voldoen om over te gaan
B
regels waaraan je je moet houden als iets van waarde is voor jou
C
dat zijn regels waaraan je je moet houden (bijv. op school)
D
dat zijn regels waar je je vaak niet bewust van bent

Slide 3 - Quizvraag


Waarden zijn:
A
oplossingen die in het belang zijn van veel mensen.
B
principes die mensen belangrijk vinden in het leven.
C
de belangen die mensen bij een kwestie hebben.
D
alle ongeschreven regels bij elkaar.

Slide 4 - Quizvraag

Normen en waarden zijn cultuurkenmerken. Wat zijn normen?
A
Gedragsregels.
B
Opvattingen over wat belangrijk is.
C
Straffen.
D
Beloningen.

Slide 5 - Quizvraag

Norm: Als een oudere valt, help je hem of haar overeind.
Welke waarde hoort bij deze norm?

Slide 6 - Open vraag

Welke norm hoort bij de volgende waarde: Eerlijkheid?

Slide 7 - Open vraag

Wat is je identiteit?

Slide 8 - Open vraag


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Mensen die bij een vereniging horen, kijken vaak meer naar elkaar om, steunen elkaar soms financieel als het nodig is en hebben eigen regels en wetten.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 9 - Quizvraag


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Mijn vriend en ik hebben dezelfde muzieksmaak, daarom passen we goed bij elkaar.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit

Slide 10 - Quizvraag


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'Ik denk dat ik sociaal, vriendelijk en behulpzaam ben. Ik vind mezelf over het algemeen wel een aardig mens.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Groepsidentiteit

Slide 11 - Quizvraag


Om welk aspect van identiteit gaat het?
'De leden van sportvereniging X vinden het belangrijk dat ze motivatie hebben, hun best doen en proberen te winnen.'
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Groepsidentiteit

Slide 12 - Quizvraag

Wat is je referentiekader?
A
Alles wat je van en aan elkaar leert
B
Technieken om met elkaar in gesprek te kunnen gaan
C
Hoe jij naar de werkelijkheid kijkt hangt af van jou. Het is de bril waarmee je naar de wereld kijkt
D
communicatieve vaardigheden om jezelf duidelijk te uiten naar anderen

Slide 13 - Quizvraag

Waardoor wordt je referentiekader gevormd?
A
door je opvoeding en leefsituatie
B
door je ideeën en gewoonten
C
door je normen en waarden
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 14 - Quizvraag

Is een referentiekader te veranderen?
A
Je blijft hetzelfde mens dus je bekijkt je hele leven uit dezelfde referentiekader.
B
Een referentiekader is, hoewel het een zekere mate van stabiliteit bezit, niet onveranderlijk.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is socialisatie?
A
Het proces van opvoeding en leven volgens de normen en waarden die je mee gegeven zijn
B
het proces van het aanpassen aan de cultuur waar je mee verbonden bent
C
het proces van aanleren van regels, gebruiken en gewoonten van een groep

Slide 16 - Quizvraag

Social media
Primaire socialisatie
Secundaire socialisatie
Tertiaire socialisatie
Het gezin
Hockeyclub

Slide 17 - Sleepvraag

Erik spreekt zijn ouders aan met 'u'. Om welke vorm van socialisatie gaat dit?
A
Primaire socialisatie
B
Secundaire socialisatie
C
Tertiaire socialisatie

Slide 18 - Quizvraag

Eva moet zich houden aan de bedrijfsregels van haar werk. Om welke vorm van socialisatie gaat dit?
A
Primaire socialisatie
B
Secundaire socialisatie
C
Tertiaire socialisatie

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen nature en nurture?
A
Nature is aangeboren gedrag en nurture is aangeleerd gedrag.
B
Nature en nurture is allebei aangeleerd gedrag.
C
Nurture is aangeboren gedrag en nature is aangeleerd gedrag.
D
Nurture en nature is allebei aangeboren gedrag.

Slide 20 - Quizvraag

2: De Marokkaanse cultuur in Nederland is en ...................cultuur
A
Dominante cultuur
B
Sub cultuur
C
Tegen cultuur
D
Geen cultuur

Slide 21 - Quizvraag

Welke functie van cultuur klopt niet? Cultuur:
A
Bepaalt deels je identiteit
B
Bepaalt je godsdienst
C
Geeft mensen gemeenschappelijk referentiekader
D
Werkt gedragsregulerend

Slide 22 - Quizvraag

Een cultuur binnen de Nederlandse cultuur is ...
A
Skaters
B
Gothics
C
het Jodendom
D
de regering

Slide 23 - Quizvraag

Een cultuur die afwijkt van de overheersende cultuur is een ...
A
dominante cultuur
B
subcultuur
C
tegencultuur

Slide 24 - Quizvraag

De Nederlandse cultuur is de dominante cultuur in dit land.
A
Dat is niet waar.
B
Dat is waar.

Slide 25 - Quizvraag