Taalverwerving 13. Meertaligheid bij leerlingen

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Theoriebron 13.
Meertaligheid bij leerlingen  
Doelen van de les
- Je kunt de betekenis van het begrip meertaligheid uitleggen.
- Je kunt mogelijke problemen bij leerlingen die Nederlands als tweede taal hebben, benoemen en uitleggen.
- Je kunt het proces van taalverwerving bij leerlingen die Nederlands als tweede taal hebben, benoemen en uitleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Stel je voor je verhuist nú naar een ander land. Je moet wennen aan de taal, de omgeving, het voedsel en de mensen die daar wonen.
- Hoe voel je je?
- Wat doe je als je daar kinderen zou krijgen en opvoeden?
- Welke taal zou je met ze spreken?

Slide 3 - Open vraag

Redenen voor meertaligheid
- Meertalige ben je als je minimaal twee talen nodig hebben om in hun dagelijks leven te kunnen functioneren.
- Binnen de meertaligheid zijn twee manieren om met het ververwerven van twee of meer talen om te gaan.
- Simultane taalverwerving ->Binnen de omgeving worden vanaf het begin twee talen aangeboden.
- Successieve taalverwerving -> Op latere leeftijd beginnen met het leren van een nieuwe taal.
- Stille periode  -> Gedurende langere tijd één taal niet spreken.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht Stille periode
1.Lees het artikel over de stille periode: ‘De stille periode: drukker dan je denkt’ (dit artikel staat op Share point)
2.Welke nieuwe kennis heb je nu je dit artikel gelezen hebt? Noem 5 punten.
3.Je gaat een gedicht schrijven over de stille periode, minimaal een half A4. Hiervoor neem je de leerling (Adil) uit de casus uit het artikel in gedachten.
4. Als je jouw gedicht moet omschrijven met één gevoel, welk gevoel is dat dan?

Slide 5 - Tekstslide

Welke nieuwe kennis heb je nu je dit artikel gelezen hebt? Noem 5 punten.

Slide 6 - Open vraag

Moedertaal en meertaligheid
- Ouders spreken hun kinderen het liefst aan in hun eigen moedertaal.
- Wanneer beide ouders consequent de eigen moedertaal spreken, is dit gunstig voor de taalverwerving van beide talen.
- Tussen het tweede en derde jaar ontdekt het kind dat het eigenlijk twee talen spreekt en zal dan meer onderscheid maken tussen de twee talen.
- Er zijn veel meertalige kinderen die thuis maar één taal spreken. Zij komen pas later in contact met een tweede taal. Voor deze kinderen is het erg belangrijk dat de basis van de taal die thuis gesproken wordt goed is.

Slide 7 - Tekstslide

Welke talen spreek jij?
Hoe heb jij deze geleerd?

Slide 8 - Open vraag

Geringe woordenschat
- Woordenschat is de basis voor een brede taalvaardigheid.
- Meertalige kinderen die opgroeien in een thuissituatie en buurt waarin nauwelijks Nederlands wordt aangeboden, komen met een taalachterstand aan op de basisschool.
- Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters (de BAK) gingen ervan uit dat leerlingen die naar groep 3 gaan minstens over zo’n 2500 woorden moeten beschikken.
- Kinderen van ouders met een migratieachtergrond hebben gemiddeld de beschikking over zo’n 1000 woorden op vierjarige leeftijd.
- Wanneer zij naar groep 3 gaan, ligt dat aantal rond de 1800.
- Vanaf groep 5 krijgt een kind te maken krijgen met wereldoriëntatie, ook wel de zaakvakken genoemd. (Biologie, Aardrijkskunde en Geschiedenis)

Slide 9 - Tekstslide

Context is cultureel bepaald
- Veel lesmethodes gaan uit de van de belevingswereld van de leerling.
- Want wat voor een leerling van Nederlandse ouders betekenisvol is, is dat voor een nieuwkomer in Nederland misschien helemaal niet. 
- Voorbeeld: Druk treinstation of platteland.
- Als leerkracht zul je dan veel visueel materiaal moeten aanbieden. Of met leerlingen een druk treinstation bezoeken, zodat zij beelden krijgen bij de tekst die je wilt behandelen.

Slide 10 - Tekstslide

Taalvaardigheid en de leersituatie
- Taalvaardigheid is gebonden aan de leersituatie.
- Wanneer je een les hebt voorbereid over de Tweede Kamerverkiezingen, bied je waarschijnlijk woorden aan als: zetels, meerderheid, minderheid, campagne voeren en fractievoorzitter.
Dit zijn noodzakelijke woorden om het onderwerp te verduidelijken.
- Het is beter om taalvaardigheid te koppelen aan de leefsituatie.
- Adaptief onderwijs gaat uit van de behoefte van de leerling en speelt in op de onderlinge verschillen.
- Bij interactief onderwijs leren leerlingen van elkaar, in een betekenisvolle context. Ook leren zij strategieën aan om bepaalde taalproblemen aan te pakken.

Slide 11 - Tekstslide

Taalverwerving Nederlands als tweede taal (NT2)
- Hypothesevorming -> Anderstalige leerlingen hebben de tijd nodig om zich een beeld te vormen van hoe ze een Nederlands woord moeten zeggen.
- Gun de leerling tijd.
- Je corrigeert niet maar herhaalt de zin in de correcte uitspraak, alsof je iets terug zegt.
- Houd er rekening mee dat het om de inhoud gaat van wat de anderstalige leerling wil vertellen en niet zozeer om hoe hij het uitspreekt.
- Zet visueel materiaal in en gebruik multimedia.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe zou jij een kind helpen om de Nederlandse taal te leren? Waarom op deze manier?

Slide 13 - Open vraag

Boom opdrachten
Je maakt zelfstandig en kijkt zelf na. 
Opdracht 20 en 21. 

Slide 14 - Tekstslide