H7 Materialen

H7 Materialen
1 / 59
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 59 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H7 Materialen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.1 Materiaaleigenschappen
7.1.1 Je kunt benoemen welke materialen warmte, elektriciteit en geluid goed geleiden en welke materialen niet.
7.1.2 Je kunt uitleggen waarom materialen uitzetten als hun temperatuur hoger wordt.
7.1.3 Je kunt beschrijven wat corrosie is.
7.1.4 Je kunt uitleggen wat verspanen is.
7.1.5 Je kunt benoemen hoe je onderdelen van een voorwerp met elkaar verbindt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Materiaaleigenschappen
  • Kleur
  • Gewicht
  • Hardheid
  •  Brandbaarheid
  • Fase (vloeibaar, vast of gas)
  • Elektrische weerstand

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goede en slechte warmtegeleiders

  • Alle metalen zijn goede warmtegeleiders.
  • kunststoffen / gassen/vloeistoffen zijn slechte warmtegeleiders. Ze geven de warmte maar heel langzaam door.  Dit noem je isolator.

  • De knop van een radiator  is een ........warmtegeleider.
  • Handvat van je fiets op een winterse dag is een ........warmtegeleider.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geleiding?
Stoffen geven warmte door: Geleiders
Stoffen die niet goed geleiden: Isolatoren

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektrische geleiding
Elektrische geleidbaarheid gaat over hoe goed een stof stroom geleid. Metalen zijn hier goed in, maar een plastic laat geen stroom door.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geleiding geluid
De trillingen verplaatsen zich door de lucht. De lucht noem je de tussenstof waar het geluid zich door verplaatst. 

Het geluid gaat van de geluidsbron, door de tussenstof, naar je oren
 
Snelheid van geluid verschilt per tussenstof. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzetten en krimpen van vaste stoffen:

- Temperatuurstijging - uitzetten
molecuul gaat meer trillen, 
heeft meer ruimte nodig.

- Temperatuurdaling - Krimpen
moleculen gaan minder trillen,
minder ruimte innemen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wel beschermen tegen corrosie
Ijzer

Hoe?
verven, invetten, verzinken
Niet beschermen tegen corrosie
aluminium
zink 
chroom
Hoe?
Ze vormen een oxide laagje dat hen beschermt

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hout is verspaanbaar

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verspanen
enkele voorbeelden verspanen zijn:

> zagen
> beitelen
> vijlen
> frezen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbindingen
  • Lassen
  • Solderen
  • Spijkeren
  • Klinken
  • Lijmen 
  • Schroeven
  • Nieten

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En nu zelfstandig aan het werk
Maak digitaal opdracht 1 t/m 8 van H7.1
Klaar? dan opdracht 9 t/m 12 (huiswerk)
timer
20:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• Alle metalen geleiden warmte en elektrische stroom goed.
• Materialen die warmte en stroom goed geleiden, noem je geleiders.
• Bijna alle andere materialen geleiden warmte en stroom niet goed.
• Materialen die warmte en stroom niet geleiden, zijn isolatoren.
• Elk materiaal geleidt geluid.
• Materialen met veel gaatjes en kanaaltjes kunnen geluid dempen.
• Materialen zetten uit als hun temperatuur stijgt.
• Materialen krimpen als hun temperatuur daalt.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• Bijna alle metalen verkleuren in de buitenlucht. Dit noem je corrosie.
• Corrosie bij ijzer en staal noem je roesten.
• Je kunt ijzer en staal beschermen tegen corrosie door ze te verven, te verchromen of te verzinken.
• Als je van een materiaal gemakkelijk stukjes weg kunt halen, is zo’n materiaal gemakkelijk verspaanbaar.
• Materialen kun je met elkaar verbinden door spijkeren, schroeven, lijmen, nieten, bouten en moeren, lassen en solderen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.2 Dichtheid
7.2.1 Je kunt uitleggen wat de dichtheid van een materiaal is.
7.2.2 Je kunt de dichtheid gebruiken om uit te leggen of een materiaal zinkt, zweeft of drijft in een vloeistof.
7.2.3 Je kunt de dichtheid berekenen als je de massa en het volume weet.
7.2.4 Je kunt het volume berekenen als je de dichtheid en de massa weet.
7.2.5 Je kunt de massa berekenen als je de dichtheid en het volume weet.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• Alle metalen geleiden warmte en elektrische stroom goed.
• Materialen die warmte en stroom goed geleiden, noem je geleiders.
• Bijna alle andere materialen geleiden warmte en stroom niet goed.
• Materialen die warmte en stroom niet geleiden, zijn isolatoren.
• Elk materiaal geleidt geluid.
• Materialen met veel gaatjes en kanaaltjes kunnen geluid dempen.
• Materialen zetten uit als hun temperatuur stijgt.
• Materialen krimpen als hun temperatuur daalt.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• Bijna alle metalen verkleuren in de buitenlucht. Dit noem je corrosie.
• Corrosie bij ijzer en staal noem je roesten.
• Je kunt ijzer en staal beschermen tegen corrosie door ze te verven, te verchromen of te verzinken.
• Als je van een materiaal gemakkelijk stukjes weg kunt halen, is zo’n materiaal gemakkelijk verspaanbaar.
• Materialen kun je met elkaar verbinden door spijkeren, schroeven, lijmen, nieten, bouten en moeren, lassen en solderen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dichtheid is massa in gram van 1 cm3
Grootheid is dichtheid
Eenheid is g/cm3

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dichtheid
Dichtheid:
geeft aan wat de stof 
per volume weegt. (g/cm^3)
                 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een blokje weegt 30 gram en heeft een volume van 20 cm3.

  1. Gegevens:
  2. Gevraagd:
  3. Formule:
  4. Invullen:
  5. Antwoord:
Bereken de dichtheid?

  1.  Massa = 30g  ; Volume = 20cm3
  2.  Dichtheid = ?
  3. Dichtheid = massa/Volume
  4.  Dichtheid = 30 / 20
  5. Antwoord = 1,5 g/cm3

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formule ombouwen
Massa = Volume x Dichtheid

Dichtheid = Massa : Volume

Volume = Massa : Dichtheid

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinken, zweven & drijven

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drijven, zinken en zweven
Dichtheid van water is 1 g/cm3


Dichtheid van blokje groter 1 g/cm3 --> Zinken
Dichtheid van blokje kleiner 1 g/cm3 --> Drijven
Dichtheid van blokje gelijk 1 g/cm3 --> Zweven

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een fiets frame is een constructie.

Een constructie bestaat uit meer dan 2 onderdelen.
Materialen zijn stoffen waarvan we iets kunnen maken.
Onderdelen zijn de verschillende delen waar een constructie uit bestaat.
Constructies

Slide 25 - Tekstslide

een plaat glas of een plank is geen constructie; het moet uit onderdelen bestaan.
En nu zelfstandig aan het werk
Maak digitaal opdracht 1 t/m 11 van H7.2
Klaar? dan opdracht 12 t/m 18 (huiswerk)
timer
20:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• De dichtheid van een materiaal is de massa van één kubieke centimeter (1 cm3) van dat materiaal.
• De dichtheid is een materiaaleigenschap.
• De dichtheid van water is 1,0 g/cm3.
• Een voorwerp drijft op water als de dichtheid van het voorwerp kleiner is dan de dichtheid van water.
• Een voorwerp zinkt in water als de dichtheid van het voorwerp groter is dan de dichtheid van water.
• Een voorwerp zweeft in water als de dichtheid van het voorwerp precies gelijk is aan de dichtheid van water.
• De dichtheid van een materiaal bereken je met de formule:
dichtheid = massa : volume
• Het volume van een voorwerp bereken je met de formule:
volume = massa : dichtheid
• De massa van een voorwerp bereken je met de formule:
massa = dichtheid × volume

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.3 Van grondstof tot product
Herhaling H7.2 Dichtheid
Uitleg H7.3
Zelfstandig werk
Afsluiting

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• De dichtheid van een materiaal is de massa van één kubieke centimeter (1 cm3) van dat materiaal.
• De dichtheid is een materiaaleigenschap.
• De dichtheid van water is 1,0 g/cm3.
• Een voorwerp drijft op water als de dichtheid van het voorwerp kleiner is dan de dichtheid van water.
• Een voorwerp zinkt in water als de dichtheid van het voorwerp groter is dan de dichtheid van water.
• Een voorwerp zweeft in water als de dichtheid van het voorwerp precies gelijk is aan de dichtheid van water.
• De dichtheid van een materiaal bereken je met de formule:
dichtheid = massa : volume
• Het volume van een voorwerp bereken je met de formule:
volume = massa : dichtheid
• De massa van een voorwerp bereken je met de formule:
massa = dichtheid × volume

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.3 Van grondstof tot product
7.3.1 Je kunt beschrijven wat een grondstof, een halffabricaat en een eindproduct is.
7.3.2 Je kunt van een aantal eindproducten benoemen van welke halffabricaten en materialen ze worden gemaakt.
7.3.3 Je kunt de vier stappen van een productieproces beschrijven.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grondstoffen
Grondstoffen vind je in de natuur.
Voorbeelden van grondstoffen zijn: schapen, bomen, aardolie en ijzererts.
Een erts is een gesteente waarin een nuttige grondstof zit.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van grondstof naar eindproduct
Voor het maken van een product zijn vier stappen nodig:
1: Grondstoffen uit de natuur halen (winnen);
2: Grondstoffen zuiveren en bewerken;
3: Produceren van halffabricaten;
4: Producten maken uit halffabricaten.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van grondstof naar eindproduct
Grondstof:
Hout
Halffabricaat:
planken
Eindproduct:
kast

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van grondstof naar eindproduct
Grondstof:
Katoen
Halffabricaat:
geweven stof
Eindproduct:
Trui

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van grondstof naar eindproduct
Grondstof:

Halffabricaat:

Eindproduct:

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En nu zelfstandig aan het werk
Maak digitaal opdracht 1 t/m 11 van H7.3
Klaar? dan opdracht 12 t/m 19 (huiswerk)
timer
20:00

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• Grondstoffen vind je in de natuur.
• Voorbeelden van grondstoffen zijn: schapen, bomen, aardolie en ijzererts
• Een erts is een gesteente waarin een nuttige grondstof zit.
• Voor het maken van een product zijn vier stappen nodig:
– grondstoffen uit de natuur halen (winnen);
– grondstoffen zuiveren en bewerken;
– produceren van halffabricaten;
– producten maken uit halffabricaten.
• Bauxiet is de grondstof voor het maken van aluminium.
• Bauxiet wordt chemisch bewerkt waarna aluminiumoxide overblijft. Van het aluminiumoxide wordt het materiaal aluminium gemaakt.
• Aluminium wordt gewalst tot een dunne aluminiumplaat: het halffabricaat.
• Uit de aluminiumplaat wordt het eindproduct gemaakt.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.4 Afval en milieu
Vandaag: Herhaling H7.3
Uitleg H7.4
Zelfstandig werk
Afsluiting

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• Grondstoffen vind je in de natuur.
• Voorbeelden van grondstoffen zijn: schapen, bomen, aardolie en ijzererts
• Een erts is een gesteente waarin een nuttige grondstof zit.
• Voor het maken van een product zijn vier stappen nodig:
– grondstoffen uit de natuur halen (winnen);
– grondstoffen zuiveren en bewerken;
– produceren van halffabricaten;
– producten maken uit halffabricaten.
• Bauxiet is de grondstof voor het maken van aluminium.
• Bauxiet wordt chemisch bewerkt waarna aluminiumoxide overblijft. Van het aluminiumoxide wordt het materiaal aluminium gemaakt.
• Aluminium wordt gewalst tot een dunne aluminiumplaat: het halffabricaat.
• Uit de aluminiumplaat wordt het eindproduct gemaakt.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.4 
7.4.1 Je kunt beschrijven wat de gevolgen zijn voor het milieu tijdens het productieproces van materialen.
7.4.2 Je kunt beschrijven wat hernieuwbare grondstoffen zijn.
7.4.3 Je kunt manieren beschrijven van afvalverwerking.
7.4.4 Je kunt beschrijven hoe je verantwoord met afval omgaat.
7.4.5 Je kunt afval scheiden in verschillende soorten afval.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productie en milieu
Het maken van producten heeft gevolgen voor het milieu.
Je moet daarbij kijken naar:
• het verbruik van grondstoffen;
• het verbruik van energie;
• het ontstaan van afvalstoffen.

Van veel grondstoffen is een beperkte hoeveelheid beschikbaar op aarde.
Er zijn ook hernieuwbare grondstoffen. Hiervan ontstaat steeds een nieuwe voorraad.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met je afval?
Huishoudelijk afval:
  1. Nuttige toepassing (compost, recycling en hergebruik)
  2. Verbranden
  3. Storten

Zwerfafval

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende afvalsoorten

1. Papier/karton
2. Plastic
3. Glas
4. Gft-afval
5. Chemisch afval
6. Restafval

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbranden en storten
  • Restafval wordt bij voorkeur verbrandt.
  • Deze warmte kan je gebruiken om iets op te warmen.
  • Echter komen ook weer verbrandingsgassen vrij.

  • Als het afval niet verbrand kan worden is de enige optie storten.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GFT-afval
Compost

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klein chemisch afval (KCA)

Voorbeelden:
  • Nagellak
  • Medicijnen
  • Batterijen
  • Lampen
  • Elektronica


Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Broeikaseffect
  • De aarde werkt als een kas
  • Zonder broeikaseffect is het -18 graden
  • Versterkt broeikaseffect
  • CO2, koolstofdioxide

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het broeikaseffect
Broeikaseffect:
Het tegenhouden van warmtestraling door broeikasgassen.

Versterkt broeikaseffect:
De laag broeikasgassen wordt dikker, waardoor er meer warmte blijft hangen op aarde. 

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijk/versterkt broeikaseffect
(versterkt) broeikaseffect
Broeikasgevaar

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En nu zelfstandig aan het werk
Maak digitaal opdracht 1 t/m 11 van H7.4
Klaar? dan opdracht 12 t/m 20 (huiswerk)
timer
20:00

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• Het maken van producten heeft gevolgen voor het milieu.
Je moet daarbij kijken naar:
– het verbruik van grondstoffen;
– het verbruik van energie;
– het ontstaan van afvalstoffen.
• Van veel grondstoffen is een beperkte hoeveelheid beschikbaar op aarde.
• Er zijn ook hernieuwbare grondstoffen. Hiervan ontstaat steeds een nieuwe voorraad.
• Bij de productie van materialen komen schadelijke stoffen terecht in de grond, het water en de lucht.

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• Koolstofdioxide uit verbrandingsgassen zorgt voor het versterkte broeikaseffect.
• Voorkom het maken van afval.
Als dat niet kan, zorg er dan voor dat het afval nuttig gebruikt wordt.
– Dit kan door hergebruik of recyclen.
– Recyclen kan alleen als het afval gescheiden wordt ingeleverd.
Als dat niet kan, dan komt verbranden met energieopwekking.
Als ook dat niet kan, dan pas mag het afval naar een stortplaats.
• Gft betekent groente-, fruit- en tuinafval.
• Kca betekent klein chemisch afval.
Lees

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.5 Materialen kiezen
Vandaag:
Herhaling H7.4
Uitleg H7.5
Zelfstandig werk
Afsluiting

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• Het maken van producten heeft gevolgen voor het milieu.
Je moet daarbij kijken naar:
– het verbruik van grondstoffen;
– het verbruik van energie;
– het ontstaan van afvalstoffen.
• Van veel grondstoffen is een beperkte hoeveelheid beschikbaar op aarde.
• Er zijn ook hernieuwbare grondstoffen. Hiervan ontstaat steeds een nieuwe voorraad.
• Bij de productie van materialen komen schadelijke stoffen terecht in de grond, het water en de lucht.

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• Koolstofdioxide uit verbrandingsgassen zorgt voor het versterkte broeikaseffect.
• Voorkom het maken van afval.
Als dat niet kan, zorg er dan voor dat het afval nuttig gebruikt wordt.
– Dit kan door hergebruik of recyclen.
– Recyclen kan alleen als het afval gescheiden wordt ingeleverd.
Als dat niet kan, dan komt verbranden met energieopwekking.
Als ook dat niet kan, dan pas mag het afval naar een stortplaats.
• Gft betekent groente-, fruit- en tuinafval.
• Kca betekent klein chemisch afval.
Lees

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.5 Materialen kiezen
7.5.1 Je kunt van een aantal materialen eigenschappen noemen.
7.5.2 Je kunt van eindproducten aangeven van welk materiaal ze gemaakt zijn.
7.5.3 Je kunt een materiaal kiezen voor een praktische toepassing op basis van eigenschappen

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Materiaal en eigenschap
- Elk materiaal heeft andere eigenschappen. Hierdoor gebruik je elk materiaal voor andere toepassingen.  

- Als je een eindproduct wilt maken, moet je hiervoor een materiaal kiezen.
- Je kiest een materiaal dat het meest geschikt is voor het eindproduct. 

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Materialen kiezen
Bij het kiezen van je materiaal let je op: 

• de eigenschappen van het materiaal;
• de prijs van het materiaal;
• of je gemakkelijk aan het materiaal kunt komen;
• de invloed die de productie van dat materiaal heeft op het milieu.

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
• Elk materiaal heeft andere eigenschappen. Hierdoor gebruik je elk materiaal voor andere toepassingen.
• Als je een eindproduct wilt maken, moet je hiervoor een materiaal kiezen.
• Je kiest een materiaal dat het meest geschikt is voor het eindproduct. Daarbij let je op:
– de eigenschappen van het materiaal;
– de prijs van het materiaal;
– of je gemakkelijk aan het materiaal kunt komen;
– de invloed die de productie van dat materiaal heeft op het milieu.

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies