A3 woordenschat H4

Programma


Woordenschat H4 






1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zit 47 slide, met interactieve quiz en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Programma


Woordenschat H4 






Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat H4
Je herkent contaminaties, pleonasmes en tautologieën en je kunt ze verbeteren.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de stijlfout in onderstaande zin:
De docent herhaalde de uitleg geduldig opnieuw.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de stijlfout in onderstaande zin:
We wisten dit reeds weken al.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de stijlfout in onderstaande zin:
Zijn gedrag verbeterde ten goede.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de stijlfout in onderstaande zin:
Hij kreeg ongenadeloos op zijn kop.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de stijlfout in onderstaande zin:
Zij neemt altijd het hoogste woord bij die discussies.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de stijlfout in onderstaande zin:
We hebben circa 100 à 150 exemplaren.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 8 - Quizvraag

Hoe heet onderstaande stijlfout:

Is het mogelijk om een tien te kunnen halen op het examen Nederlands?
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heet onderstaande stijlfout:

Wat kosten die groenten duur in de winter!
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heet onderstaande stijlfout:

In het donker is Maartje altijd bang en bevreesd.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heet onderstaande stijlfout:

Hannelies zei kordaat: 'Ik laat me niet uit de tent jagen'.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 12 - Quizvraag

Hoe heet onderstaande stijlfout:

Alwin doet zijn best, maar hij zal naar verwachting echter niet overgaan.

A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heet onderstaande stijlfout:

Ik kan er met mijn pet niet bij dat mensen in die gammele bootjes stappen.

A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 14 - Quizvraag

bijna
oplettend
zonder gevoelens, wensen of plannen
geleidelijke achteruitgang
zeer schadelijk
apathisch
degeneratie
nagenoeg
funest
alert

Slide 15 - Sleepvraag

Spelling H4
Je weet wat afkortingen, verkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden en symbolen zijn en je kent de afkortingen uit de theorie, de startopdracht en opdracht 1 t/m 3.
Je weet hoe en wanneer je een weglatingsstreepje en koppelteken gebruikt.
Je kent de werkwoordspelling en kunt de vormen benoemen.

Slide 16 - Tekstslide

afkorting
letterwoord
initiaalwoord
verkorting
symbool
aids
a.s.
W
hsl
prof

Slide 17 - Sleepvraag

afkorting
letterwoord
initiaalwoord
verkorting
symbool
m.b.t.
AOW
info
@
soa

Slide 18 - Sleepvraag


domino + effect
A
dominoeffect
B
domino-effect
C
domino effect

Slide 19 - Quizvraag


anti + aanbaklaag
A
antiaanbaklaag
B
anti-aanbaklaag
C
anti aanbaklaag

Slide 20 - Quizvraag


Zuid + Tirol
A
ZuidTirol
B
Zuid-Tirol
C
Zuid Tirol

Slide 21 - Quizvraag


ex + politie + agent
A
expolitieagent
B
ex-politie-agent
C
ex-politieagent
D
ex politieagent

Slide 22 - Quizvraag


pro + Frans
A
proFrans
B
pro-Frans
C
pro Frans

Slide 23 - Quizvraag


vwo + leerling
A
vwoleerling
B
vwo-leerling
C
vwo leerling

Slide 24 - Quizvraag


peper + en + zout + stel
A
peper en zoutstel
B
peperenzoutstel
C
peper-en-zout stel
D
peper-en-zoutstel

Slide 25 - Quizvraag


GGD + onderzoek
A
GGDonderzoek
B
GGD-onderzoek
C
GGD onderzoek

Slide 26 - Quizvraag


politie + auto
A
politieauto
B
politie-auto
C
politie auto

Slide 27 - Quizvraag


enquête + uitkomst
A
enquêteuitkomst
B
enquête-uitkomst
C
enquête uitkomst

Slide 28 - Quizvraag

Na de brand in het studentenhuis is de student  naar een nieuwe kamer verkast.
pvtt
infinitief
pvvt
geb.wijs
vd
od
bn
is
verkast

Slide 29 - Sleepvraag

Henk wordt elke dag fluitend in de gangen gesignaleerd.
pvtt
infinitief
pvvt
geb.wijs
vd
od
bn
wordt
fluitend

Slide 30 - Sleepvraag

Het ontroert me dat jij nooit hebt opgegeven na zoveel gemiste kansen.
pvtt
infinitief
pvvt
geb.wijs
vd
od
bn
ontroert
opgegeven
gemiste

Slide 31 - Sleepvraag

Van mijn ouders mogen wij tot 11 uur op het verjaardagsfeestje blijven.
pvtt
infinitief
pvvt
geb.wijs
vd
od
bn
mogen
blijven

Slide 32 - Sleepvraag

Benoem de vorm van het grootgedrukte werkwoord.
Kies uit: pvtt - pvvt - inf - gw - vd - od - bn

Vijf mensen DRUKKEN op hun belletje.

Slide 33 - Open vraag

Benoem de vorm van het grootgedrukte werkwoord.
Kies uit: pvtt - pvvt - inf - gw - vd - od - bn

Vrolijk FLUITEND fietst Katja naar huis.

Slide 34 - Open vraag

Haal de pv's uit deze zin:

Ik vind het jammer dat je hebt besloten dat wij de gebakken taart zelf moeten opeten.

Slide 35 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

Luid schreeuwend (vluchten) de geschrokken bewoner eergisteren uit het ingestorte pand.

Slide 36 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

(aanvaarden) jij ook de nadelen van de geboden oplossing?

Slide 37 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

Zingend kwam het (opluchten) meisje de klas binnen.

Slide 38 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

Wanneer (worden) je tweedehands omafiets gerepareerd?

Slide 39 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.

Hopelijk (gebeuren) er niets vervelends bij de volgende wedstrijd.

Slide 40 - Open vraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes correct EN geef aan om welke werkwoordsvormen het gaat. Kies uit: pvtt, pvvt, vd, od, bn, inf, gw

...(Twijfelen) kijkt hij naar de lastig ... (stellen) vragen.

Slide 41 - Open vraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes correct EN geef aan om welke werkwoordsvormen het gaat. Kies uit: pvtt, pvvt, vd, od, bn, inf, gw

Gisteren zijn we bij onze buren ... (uitnodigen) in hun feestelijk ... (versieren) tuin.

Slide 42 - Open vraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes correct EN geef aan om welke werkwoordsvormen het gaat. Kies uit: pvtt, pvvt, vd, od, bn, inf, gw

Cynthia heeft haar vriendin ... (helpen) met ...(verhuizen).

Slide 43 - Open vraag

Spel de werkwoorden tussen haakjes correct EN geef aan om welke werkwoordsvormen het gaat. Kies uit: pvtt, pvvt, vd, od, bn, inf, gw

Het ... (verliezen) team ... (hebben) voor het ... (winnen) team een erehaag ... (maken).

Slide 44 - Open vraag

Vervoeg de werkwoorden en zet erbij om welke vorm het gaat. (pvtt, pvvt, vd, od, bn, inf, gw)

Wat daar is (gebeuren), (worden) jou niet aangerekend.

Slide 45 - Open vraag

Vervoeg de werkwoorden en zet erbij om welke vorm het gaat. (pvtt, pvvt, vd, od, bn, inf, gw)
De (begroten) kosten vielen veel hoger uit dan was (berekenen).

Slide 46 - Open vraag

Heb je nog vragen?

Slide 47 - Tekstslide