4havo-08-04-24

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui nous allons 
Unité4- introductie 
Grammatica:
Excursie donderdag 25 april opdracht.

Slide 2 - Tekstslide

Unité4

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

De ontkenningen 

Slide 5 - Tekstslide

Na een ontkenning krijg je de/d' - maar niet bij le,la,l'of les

Als niets of niemand onderwerp is dan komt dat voor het werkwoord. Vergeet dan niet om ook ne te gebruiken,

Als je een zin verandert dan verdwijnt er soms ook een woord in de nieuwe zin:
niet meer (ne plus)            déjà (al) verdwijnt
nooit  (ne jamais)                toujours (altijd) verdwijnt
niets  (ne rien)                      quelque chose (iets) verdwijnt
niemand (ne personne)     quelqu'un (iemand) verdwijnt

Slide 6 - Tekstslide

Hoe maak je ontkenning in het Frans?

Slide 7 - Woordweb

De ontkenning / La négation
ne / n'             +                pas
      (voor de pv)                    (achter de pv) 

ex: Nous ne parlons pas avec mes amis

Slide 8 - Tekstslide

ne ... rien
ne ... plus
ne ... jamais
ne ... pas encore
ne ... personne
nog niet
niet meer
niets
nooit
niemand

Slide 9 - Sleepvraag

Andere ontkenningen
  • ne... rien (niets)
  • ne ... jamais (nooit) 
  • ne ... plus (niet meer)
  • ne ... personne (niemand) 
  • ne ... aucun(e) (geen enkele) 
  • ne ... pas encore (nog niet)  

Slide 10 - Tekstslide

Wat zie je?
Ex: Je n'ai aucune copine.
Ex: Je n'ai aucun copain.

Slide 11 - Woordweb

Attention
Met ne ... aucun(e) (geen enkele)

Aucun(e) past zich aan het woord die achter komt: 

Ex: Je n'ai aucune idée.
Ex: Je n'ai aucun copain.

Slide 12 - Tekstslide

Wat zie je?
Ex: Je ne me sens pas bien.

Slide 13 - Woordweb

Attention
Bij wederkerende werkwoorden (voelen zich / se sentir) en bij zinnen met een persoonlijk voornaamwoord komt het voornaamwoord tussen ne en de pv

Ex: Je ne me sens pas bien.
Tu ne t'es pas douché? 
Nous ne nous somme pas préparé. 

Slide 14 - Tekstslide

Wat zie je?
Ex: Je ne me sens pas bien.

Slide 15 - Woordweb

Attention 
niemand = ne ... personne of personne ne
Als niemand lijdend voorwerp is, dan vertaal je dat met ne ... personne. Ne komt dan voor de pv, maar personne komt achter het hele gezegde (en niet achter de pv) 

Ex: Il n'a parlé avec personne cette semaine. 
Je n'aime personne dans ma classe.

Slide 16 - Tekstslide

Attention!
Als 'niemand' het onderwerp is, dan vertaal je dat met 'personne ne'.

Personne ne peut prévoir l'avenir.

Niemand kan de toekomst voorspellen.





Slide 17 - Tekstslide

personne ne en ne ... personne

Als 'niemand' het lijdend voorwerp is, dan vertaal je dat met ne ... personne. Ne komt voor de persoonsvorm, maar personne komt achter het hele gezegde (in plaats van achter de persoonsvorm).




Il ne juge personne.
Hij beoordeelt niemand.
Il n'a jugé personne.
Hij heeft niemand beoordeeld.
Il ne veut juger personne.
Hij wil niemand beoordelen.

Slide 18 - Tekstslide

Wat zie je?
Ex: Rien ne m'interesse

Slide 19 - Woordweb

Attention 
niets: rien ne / ne .... rien
Als niets onderwerp is, dan vertaal je dat met rien ne / n'

Ex: Rien ne m'interesse. 

Slide 20 - Tekstslide

Je n'ai ____ fait. (niets)
A
plus
B
pas encore
C
rien
D
jamais

Slide 21 - Quizvraag

Il n'est ___ content. (nooit)
A
plus
B
pas encore
C
rien
D
jamais

Slide 22 - Quizvraag

Maak een ontkenning (schrijf de hele zin)
(Niemand) comprend cet exercice

Slide 23 - Open vraag

niet
A
ne ... pas
B
ne ... pas encore
C
ne ... jamais
D
ne ... plus

Slide 24 - Quizvraag

nooit
A
ne ... rien
B
ne ... pas encore
C
ne ... jamais
D
ne ... plus

Slide 25 - Quizvraag

niet meer
A
ne ... rien
B
ne ... pas encore
C
ne ... jamais
D
ne ... plus

Slide 26 - Quizvraag

nog niet
A
ne ... rien
B
ne ... pas encore
C
ne ... jamais
D
ne ... plus

Slide 27 - Quizvraag

niets
A
ne ... rien
B
ne ... pas encore
C
ne ... jamais
D
ne ... plus

Slide 28 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
Les vacances commencent la semaine prochaine
A
Les vacances ne commencent pas la semaine prochaine
B
Les vacances ne commencent la semaine prochaine pas

Slide 29 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
Je veux faire quelque chose d'amusant
A
Je ne veux pas faire qch d'amusant
B
Je ne veux faire pas qch d'amusant

Slide 30 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
Il y a une fête au collège
A
Il n'y a pas de fête au collège
B
Il n'y pas a de fête au collège

Slide 31 - Quizvraag

Maak de (hele!) zin ontkennend:
Comme tu aimes les fêtes, je pense que tu veux aller à la fête

Slide 32 - Open vraag

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
ontkenning
vorm van vouloir
ontkenning
hele ww
rest v.d. zin
Elle
veux
acheter
cette table
ne
pas

Slide 33 - Sleepvraag

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
ontkenning
vorm van avoir
ontkenning
voltooid deelwoord
rest v.d. zin
nous
avons
vu
Franck
n'
pas encore

Slide 34 - Sleepvraag

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
ontkenning
vorm van avoir
ontkenning
voltooid deelwoord
rest v.d. zin
Je
ai
reçu
d'argent de poche
n'
jamais

Slide 35 - Sleepvraag

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
ontkenning
vorm van avoir
ontkenning
voltooid deelwoord
rest v.d. zin
tu
as
été
malade
n'
pas encore

Slide 36 - Sleepvraag

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
ontkenning
vorm van avoir
ontkenning
voltooid deelwoord
rest v.d. zin
tu
as
été
malade
n'
pas encore

Slide 37 - Sleepvraag

Maak zoveel mogelijk zinnen ontkennend (1 pnt per goede zin)
SCHRIJF JE GROEPSNAAM + DE ZINNEN OP HET PAPIER
(nooit) Je reçois de l'argent de poche
(niet) Mais je veux acheter ce nouveau vélo
(niet meer) J'ai un petit boulot
(nog niet) Et j'ai trouvé la solution
(niet) Donc je fais des économies
(nog niet) Je suis très heureux maintenant
timer
3:00

Slide 38 - Tekstslide

geef je papier door 
aan een andere groep

Slide 39 - Tekstslide

Kijk de zinnen van de andere groep na
HOEVEEL PUNTEN HAALDE DE ANDERE GROEP?
(nooit) Je NE reçois JAMAIS de l'argent de poche
(niet) Mais je NE veux PAS acheter ce nouveau vélo
(niet meer) JE N'ai PLUS DE petit boulot
(nog niet) Et jE N'ai PAS ENCORE trouvé la solution
(niet) Donc je NE fais PAS d' économies
(nog niet) Je NE suis PAS ENCORE très heureux maintenant

Slide 40 - Tekstslide