uitdrukkingen groep 5, semester 3

Aan het einde van de les weten jullie wat een uitdrukking is en kennen jullie enkele uitdrukkingen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aan het einde van de les weten jullie wat een uitdrukking is en kennen jullie enkele uitdrukkingen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Uitdrukkingen gebruiken
Je kunt iets zeggen en toch iets anders bedoelen. Dan gebruik je een uitdrukking.

In het water vallen betekent niet dat iemand echt  in het water valt. Het betekent dat iets mislukt of niet doorgaat.

Als iemand in de puree zit, heeft hij grote problemen. Hij zit natuurlijk niet echt in de aardappelpuree.

Slide 3 - Tekstslide

Welke uitleg hoort bij deze uitdrukking?
Ik geloof haar op haar woord.
A
Ik praat altijd met Iris mee.
B
Ik heb echt zin om op judo te gaan.
C
Sara is altijd heel eerlijk.
D
Ik zeg altijd precies wat ik denk.

Slide 4 - Quizvraag

Welke uitleg hoort bij deze uitdrukking?
Ik neem geen blad voor de mond.
A
Ik praat altijd met Iris mee.
B
Ik heb echt zin om op judo te gaan.
C
Sara is altijd heel eerlijk.
D
Ik zeg altijd precies wat ik denk.

Slide 5 - Quizvraag

Welke uitleg hoort bij deze uitdrukking?
Ik heb er wel oren naar.
A
Ik praat altijd met Iris mee.
B
Ik heb echt zin om op judo te gaan.
C
Sara is altijd heel eerlijk.
D
Ik zeg altijd precies wat ik denk.

Slide 6 - Quizvraag

Welke uitleg hoort bij deze uitdrukking?
Ik praat haar naar de mond.
A
Ik praat altijd met Iris mee.
B
Ik heb echt zin om op judo te gaan.
C
Sara is altijd heel eerlijk.
D
Ik zeg altijd precies wat ik denk.

Slide 7 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Als je in de puree zit, heb je teveel gegeten.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Als je ergens geen woorden voor hebt, weet je niet wat je moet zeggen.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Als je iemand woorden in de mond legt, vertel je niet goed na wat hij heeft gezegd.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Als je ergens oren naar hebt, heb je er al eens van gehoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Als je iemand naar de mond praat, trek je allemaal gekke bekken.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Leg in een zin uit wat de volgende uitdrukking betekent:
Daar heeft hij wel oren naar.

Slide 13 - Open vraag

Leg in een zin uit wat de volgende uitdrukking betekent:
Nu zit ze in de puree.

Slide 14 - Open vraag

Leg in een zin uit wat de volgende uitdrukking betekent:
Ze had er geen woorden voor.

Slide 15 - Open vraag

Leg in een zin uit wat de volgende uitdrukking betekent:
Ik geloof haar op haar woord.

Slide 16 - Open vraag

Leg met eigen woorden uit wat een uitdrukking is.

Slide 17 - Open vraag