Voegwoorden
1 / 18
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Ik moet naar school, ____ik heb geen zin.
A
dus
B
want
C
maar
D
of
Slide 9 - Quizvraag
Ik heb hoofdpijn, ___ ik neem paracetamol.
A
en
B
dus
C
maar
D
want
Slide 10 - Quizvraag
Wasem komt uit Syrië ___ Marwan komt uit Jemen.
A
en
B
dus
C
want
D
of
Slide 11 - Quizvraag
Lisa pakt het schrift, ____ hij gaat nieuwe woorden opschrijven.
A
dus
B
maar
C
want
D
of
Slide 12 - Quizvraag
Blijf je binnen ___ ga je naar buiten?
A
dus
B
of
C
maar
D
want
Slide 13 - Quizvraag
Ik draag een zonnebril, ____ ik vind de zon te fel.
A
en
B
want
C
dus
D
of
Slide 14 - Quizvraag
Zij wil graag chocolade eten, .... zij heeft geen chocolade in huis.
A
want
B
omdat
C
dus
D
maar
Slide 15 - Quizvraag
De deur moet dicht, ..... anders wordt het koud.
A
want
B
omdat
C
of
D
dus
