motiverende gespreksvoering

Waar denken jullie aan bij 'motiverende gespreksvoering'?
1 / 39
volgende
Slide 1: Open vraag
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Waar denken jullie aan bij 'motiverende gespreksvoering'?

Slide 1 - Open vraag

Opdracht in tweetallen

Wat vind jij jouw sterke kanten in het voeren van een gesprek?


Wat wil je leren in het communiceren en gespreksvoering?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Motiverende gesprekstechniek
Motivatie is afhankelijk van 3 componenten:
1. Willen: het belang van verandering inzien;
2. Kunnen: het belang van vertrouwen in verandering;
3. Klaar zijn: het stellen van prioriteiten.

Slide 4 - Tekstslide

Motiverende gespreksvoering
Motiverende gespreksvoering gaat uit van de de eigen kracht van de client. Deze methode is geschikt voor mensen die hun gedrag willen en kunnen  veranderen. Bij motiverende gespreksvoering maak je gebruik van het uitlokken van verandertaal.

Ook belangrijk in de communicatie met collega's of verwanten!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Stadia van gedragsverandering

Slide 7 - Tekstslide

Oefening
Wat motiveert mij om iets te doen?
In een groepje of duo bedenken:
- Dingen die je altijd met plezier uit jezelf doet
- Dingen die je doet omdat het moet
- Dingen die je zou moeten doen of zou willen doen maar niet doet


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Intrinsiek versus extrinsiek

Slide 10 - Tekstslide

"Ze gaat babysitten, want dat levert extra geld op."
A
intrinsiek gemotiveerd
B
extrinsiek gemotiveerd

Slide 11 - Quizvraag

"zij leest graag in dat boek omdat hij zoveel mogelijk over LACCS wil weten."
A
intrinsiek gemotiveerd
B
extrinsiek gemotiveerd

Slide 12 - Quizvraag

Welke voorbeelden van intrinsieke motivatie (vanuit jezelf) kun je bedenken?

Slide 13 - Open vraag

Ambivalentie betekent
A
ja maar zeggen
B
gedrag willen veranderen
C
niet open staan voor verandering
D
tegenstrijdige gevoelens

Slide 14 - Quizvraag

Gedrag veranderen
Fasen van gedragsverandering:
Voorstadium
Overweging 
Beslissing 
Actie
Volhouden

Wanneer mensen overwegen hun gedrag te veranderen, kunnen ze te maken krijgen met tegenstrijdige gevoelens. Dit heet:............
Ambivalentie 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Verandertaal
Behoudtaal
Ambivalentie

Slide 17 - Tekstslide

Eigenlijk zou ik... maar...
Aan de ene kant wil ik... maar...
Ik wil het wel, maar ik kan het niet.
Verandertaal
Behoudtaal
Ambivalentie

Slide 18 - Tekstslide

Uitspraken van de persoon zelf ten gunste van verandering is ..

A
Verandertaal
B
Behoudtaal

Slide 19 - Quizvraag

'Maar roken is ook gezellig, en het ontspant me gewoon als ik stres heb'

Waar valt dit onder?
A
Verandertaal
B
Behoudtaal

Slide 20 - Quizvraag

'Ik baal ervan dat ik hier elke keer tegenaan loop, ik wil er nu echt eens vanaf'

Waar valt dit onder?
A
Verandertaal
B
Behoudtaal

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide


Wat valt je op in dit gesprek?

Slide 23 - Tekstslide

wat valt je op aan dit gesprek?

Slide 24 - Open vraag


Wat valt je op in dit gesprek?

Slide 25 - Tekstslide

wat valt je op aan dit gesprek?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Houding begeleider?
- Verandertaal: uitspraken van de persoon zelf ten gunste van verandering;
- Behoudtaal: de argumenten van de persoon om niet te veranderen en hetzelfde te blijven doen.

Slide 28 - Tekstslide

Houding begeleider?
1. Verandertaal uitlokken: verwoorden wat de cliënt wilt veranderen. Vergroot de eigen motivatie en eigen effectiviteit (doelgerichtheid) om gedragsverandering tot stand te laten komen. 
2. Ambivalentie: een kenmerk van 2 soorten taal door elkaar heen horen

Slide 29 - Tekstslide

Reflectief luisteren
Beredeneerde gok: je benoemt wat de ander je heeft verteld in je eigen woorden. Soms benoem je wat nog niet is gezegd. Je spreekt uit wat je vermoedt dat de ander bedoelt: een beredeneerde gok.

Statement: je spreekt het uit als een statement. Dus niet als een vraag. Je stem gaat dan ook omlaag aan het einde van de zin.

Neutraal: bij het uitspreken van de statement, laat je niet merken wat je er zelf van vindt. Dus niet in je stem, mimiek of woorden. Je gebruikt woorden die bij de ander passen.

Kernachtig: je formuleert je reflectie kernachtig. Je vermijdt inleidingen als ‘ik hoor je zeggen dat …’ of ‘Ik begrijp dat …’

Stilte: nadat je het statement hebt uitgesproken, laat je een stilte vallen. De ander krijgt dan de gelegenheid erop te reageren.

Opnieuw reflecteren: als de ander nog iets toevoegt of corrigeert, reflecteer je opnieuw. Dit doe je net zo lang totdat je de ander begrijpt.

Doorvragen: hoe weet je of je de ander begrijpt? Als de ander zegt: “Ja, precies” dan weet je dat je de essentie te hebt pakken. Dat is het moment om een nieuwe vraag te stellen. 

Slide 30 - Tekstslide

Bingo met de klas 
Deze opdracht doen we met de hele klas. Je oefent met gespreksvoering. 
Twee studenten beginnen. De een vertelt in een paar zinnen aan de ander iets over wat hij eigenlijk wel anders zou willen doen op het werk of privé, maar wat nog niet echt gelukt is. De ander reageert hierop. Probeer zo goed mogelijk te achterhalen wat er speelt is. 
De rest van de klas probeert BINGO te halen! 

Na afloop vertellen de anderen in de klas welke vragen zij hadden willen stellen, die niet gesteld zijn.  Daarna zijn twee andere studenten aan de beurt. 

Slide 31 - Tekstslide

LSD
luisteren 
samenvatten
doorvragen

Slide 32 - Tekstslide

Bingokaart

3 op een rij!

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht
Doe in tweetallen een rollenspel.

Cliënt: heeft ruzie met zijn moeder en ziet haar niet meer. Hij vindt dat hij gelijk heeft, maar wil ook zijn moeder niet missen.

Begeleider: voer een gesprek via de motiverende manier
Denk aan
  • open vragen
  • reflectief luisteren
  • motivatie
  • verandertaal uitlokken
  • LSD

Zie ook het kaartje op de volgende slide!

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Wat is ambivalentie
Een gevoel van Twijfel, een (dubbel)gevoel hebben. 
Aan de ene kant bevalt je de gewoonte prima en aan de ander kant weet je dat het niet werkt, ongezond is, je omgeving er last van heeft etc..

Slide 37 - Tekstslide

Dilemma voorkomt verandering
Men is niet Besluitvaardig en Daadkrachtig genoeg, 
dit zijn juist elementen die nodig zijn om te veranderen

Slide 38 - Tekstslide

welke gewoonte wil jij veranderen?

Slide 39 - Tekstslide