KB3A H8 Getallen 8.4 t/m 8.6

Hoofdstuk 8
Eenheden van tijd 
Eenheden van snelheid
Verhoudingen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 8
Eenheden van tijd 
Eenheden van snelheid
Verhoudingen

Slide 1 - Tekstslide

Tijdseenheden
Belangrijke tijdseenheden die je bij de vragen nodig gaat hebben zijn:
1 uur = 60 minuten
1 minuut = 60 seconden
1 dag = 24 uur
1 etmaal = 24 uur
1 jaar = 52 weken = 365 dagen
1 week = 7 dagen 
Deze heb je nodig bij alle opgaven in het boek en in de toets. 

Slide 2 - Tekstslide

Omrekenen van tijd
Als je van uren naar minuten gaat doe je altijd: x 60
Ga je van minuten naar uren dan doe je altijd: :60 

Als je van dagen naar uren gaat doe je altijd: x 24
Ga je van uren naar dagen, dan doe je altijd: : 24 

Enzovoort met alle dingen! 

Slide 3 - Tekstslide

Bereken
3,15 uur = .... uur en .... minuten
A
3 uur en 15 minuten
B
3 uur en 9 minuten
C
3 uur en 45 minuten
D
3 uur en 12 minuten

Slide 4 - Quizvraag

Oplossing:

3,15 uur = 3 hele uren en 0,15 van 60 minuten 
Je moet van uren naar minuten dus doe je x 60.
0,15 x 60 = 9 minuten 

Slide 5 - Tekstslide

Bereken
2,9 dagen = ... dagen + .... uren + ..... minuten
A
2 dagen, 22 uren, 9 minuten
B
2 dagen, 21 uren, 9 minuten
C
2 dagen, 21 uren, 36 minuten
D
2 dagen, 22 uren, 36 minuten

Slide 6 - Quizvraag

Oplossing:
2,9 dagen = 2 hele dagen en 0,9 uren van 24.
Je moet van dagen naar uren, dus x 24. 
0,9 x 24 = 21,6 uren.
21,6 uren = 21 hele uren en 0,6 minuten van 60.
Je moet van uren naar minuten, dus x 60
0,6 x 60 = 36 minuten

Dus: 2,9 dagen = 2 dagen, 21 uren, 36 minuten 

Slide 7 - Tekstslide

Eenheden van snelheid
Om snelheden te kunnen omrekenen gebruiken ze het getal:
3,6 

Ga je van m/s -> km/uur dan doe je x 3,6 
Ga je van km/uur -> m/s doe je : 3,6
Bijvoorbeeld:
5,9 km/uur = 5,9 : 3,6 = 1,6 m/s 

Slide 8 - Tekstslide

Zet 20 m/s om in km/uur.

A
5,6 km/uur
B
72 km/uur

Slide 9 - Quizvraag

Zet 130 km/uur om in m/s.
A
36,1 m/s
B
468 m/s

Slide 10 - Quizvraag

Verhoudingen
Zorg dat de verhoudingstabel er altijd uitziet zoals hieronder: 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Om groene verf te maken meng je: 
2 delen geel
5 delen blauw
1 deel zwart
Je gaat 2000 ml groene verf maken. 
a) hoeveel ml gele verf heb je nodig?
b) hoeveel procent bestaat uit blauwe verf?

Slide 12 - Tekstslide

Maak de tabel zoals het voorbeeld

Slide 13 - Tekstslide

Vul alles wat je weet in, in de tabel

Slide 14 - Tekstslide

Bereken alle mL van alle kleuren

Slide 15 - Tekstslide

Bereken dan de procenten

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Herhaling:
Opgave 14 t/m 17
Blz. 162 + 163

Slide 17 - Tekstslide