H5 Vennootschapsbelasting en omzetbelasting

• Bedrijfseconomie
• MBO
• Studiejaar 3

H5 Vennootschapsbelasting en omzetbelasting

Leerdoelen 

Agenda

Hoofdstuk 5
Bespreken opgaven H4

Test je kennis H3 en H4

Theorie H5

Maken opdrachten H5

Test je kennis

H3 en H4

Boomonline

Vennootschapsbelasting

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969)

De vennootschapsbelasting wordt direct geheven van “lichamen”

 (art. 1 Wet Vpb)

Belastingobject = winst (daarover moet belasting worden betaald)

Duidelijke overeenkomst met de winst uit onderneming die bij natuurlijke personen wordt belast in box 1 van de inkomstenbelasting.

Veel bepalingen uit de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vertonen gelijkenis met die uit de Wet inkomstenbelasting 2001.

 

Belastingsubject: rechtspersonen

• NV
• BV
• Coöperatie
• Onderlinge waarborgmaatschappij (verzekeringen)

                                                          

Vennootschapsbelasting: tarief

De vennootschapsbelasting kent twee tarieven (art. 22 Wet Vpb)

Schijvenstelsel

Welk tarief van toepassing is, hangt af van de hoogte van het

belastbare bedrag

Een tarief van 19 % voor bedragen tot en met € 200.000,-; (schijf 1)

Een tarief van 25,8 % voor bedragen boven € 200.000,-.     (schijf 2)

 progressief stelsel (zie pag. 132 boek)

Aangifte en aanslag

De belasting wordt bij aanslag geheven; het is dus een aanslagbelasting!

Het belastingplichtige lichaam moet aangifte doen, waarna de aanslag door de inspecteur wordt vastgesteld.

De aangifte moet elektronisch worden gedaan.

De regels die van toepassing zijn op de aangifte en de aanslag zijn opgenomen in de AWR.

Omzetbelasting

De loon- en inkomstenbelasting wordt geheven over inkomsten/loon van natuurlijke personen (personele belasting)

De omzetbelasting wordt geheven over een economische activiteit:

Levering van goederen

Verrichten van diensten

Omzetbelasting = btw: de belasting die geheven wordt over de toegevoegde waarde

Welke btw-tarieven zijn er in Nederland?

Opdracht

Rob heeft een timmerbedrijf ingeschakeld om zijn badkamer te moderniseren. Nadat de werkzaamheden zijn verricht moet Rob de factuur betalen. Hij moet een bedrag betalen voor de verrichte werkzaamheden + voor de gebruikte materialen.

Moet er ook omzetbelasting worden betaald?

Verrichte werkzaamheden € 2.800,- materialen € 5.000,- 

Wat moet Rob betalen?

De levering van een goed

Levering van een goed = de overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken

 

Meestal levering in het kader van een (koop)overeenkomst

Goederen in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968:

 Art. 3 lid 7: “alle voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten, alsmede elektriciteit, gas, warmte of koude en dergelijke”.

De levering van een goed -2

Wanneer moet er omzetbelasting worden betaald?

Artikel 1 sub a Wet OB geeft 3 voorwaarden:

1. De levering van het goed geschiedt door een ondernemer
   (in het economische verkeer)
2. De levering vindt plaats onder bezwarende titel
   (levering tegen een tegenprestatie (=koopsom))
   
3. De levering vindt plaats in Nederland

Verrichten van diensten

Aan de heffing van omzetbelasting is naast de levering van goederen ook het verrichten van diensten onderworpen

Bijv.: diensten die worden verleend door advocaten, architecten, fietsenmakers, tuinmannen etc.

Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als bij de levering van goederen:

verrichten van een dienst door een ondernemer in het economisch verkeer, 

tegenover de dienst moet een tegenprestatie staan en

de dienst moet plaatsvinden in Nederland

De levering van goederen en het verrichten van diensten zijn dus de belastbare feiten

Tarief (art. 9 Wet OB)

Vrijgestelde prestaties

Voorbelasting

Verkoop

Berekening afdracht btw

Te vorderen btw

Te betalen btw

Af te dragen btw

Bij de inkoop van voorraad

Bij het verkopen van goederen

De belasting die de ondernemer elk kwartaal aan de belastingdienst overmaakt

Welk btw-tarief heeft:

een broodje hamburger?

1. 9%
2. 21%

Welk btw-tarief heeft:

een glas jus d'orange?

1. 9%
2. 21%

Welk btw-tarief heeft:

Heineken bier?

1. 9%
2. 21%

Maak de opdrachten 2/3/4/5 van H5

Wat heb je geleerd?

J

                                        vooruitblik

Belastingen door lagere overheden

Oefenen

Leerdoel