Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Meervoud 2
Doel van de les:
Aan het einde van de les weet je :
hoe je een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) in het meervoud moet zetten en op welke 3 manieren dit moet.
1 / 21
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Basisschool
Praktijkonderwijs
Groep 6
Leerjaar 2
In deze les zitten
21 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Doel van de les:
Aan het einde van de les weet je :
hoe je een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) in het meervoud moet zetten en op welke 3 manieren dit moet.
Slide 1 - Tekstslide
Eerst een paar vragen.....
Wat weet je al?
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het meervoud van plant?
A
plants
B
plantes
C
planten
D
plantens
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het meervoud van tijd?
A
tijdsen
B
tijdse
C
tijds
D
tijden
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het meervoud van boek?
A
boeks
B
boeken
C
boekes
D
boekt
Slide 5 - Quizvraag
Regel 1:
Meestal komt er: - en achter het woord als je meervoud maakt.
Dat is eenvoudig!
Let wel op de spelling van lange en korte klank - woorden : boom - bomen/ bos - bossen.
Slide 6 - Tekstslide
Regel 2....
weer eerst een paar vragen:
Slide 7 - Tekstslide
Meervoud van jongen?
Slide 8 - Open vraag
Meervoud van meisje?
Slide 9 - Open vraag
Meervoud van vinger?
Slide 10 - Open vraag
Regel 2:
Na
- je/ - el / -en / -er/ - ie
zet je een S achter het woord om meervoud te maken
Slide 11 - Tekstslide
Dus..... wat is het meervoud van vakantie?
Slide 12 - Open vraag
Regel 3:
Weet je het nog?
Slide 13 - Tekstslide
Meervoud van taxi:
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's
Slide 14 - Quizvraag
Meervoud van oma?
A
omas
B
omie
C
omaen
D
oma's
Slide 15 - Quizvraag
Meervoud van baby?
A
babies
B
baby's
C
babys
D
balen
Slide 16 - Quizvraag
Regel 3: een -'s komt na:
-a
-o
-u
-i
-y
Slide 17 - Tekstslide
Dus eigenlijk na alle klinkers
behalve de -e
want die zit al bij regel 2.
Slide 18 - Tekstslide
Dus?
Slide 19 - Tekstslide
Meervoud maak je door:
1) - en achter het woord.
2) -s achter het woord.
3) 's achter het woord.
Slide 20 - Tekstslide
*Eindvraag:
Op welke drie manieren maak je meervoud?
timer
1:00
timer
1:00
Slide 21 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Groep 7-8 | spelling | woorden met trema
August 2025
-
43 slides
Nederlands
Spelling
+2
Basisschool
Groep 7,8
TisTaal by Dutchily E.E.
Groep 7-8 | spelling | woorden met trema
August 2025
-
40 slides
Nederlands
Spelling
+2
Basisschool
Groep 7,8
TisTaal by Dutchily E.E.
Proefles Meervoud op -en/-s/'s, 1F
January 2022
-
16 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
Creatief schrijven & spelling les 5: samengestelde woorden
February 2023
-
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Spelling lange en korte klanken en tweeklanken
January 2022
-
36 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Groep 7-8 | werkwoordspelling | verleden tijd
August 2025
-
28 slides
Nederlands
Werkwoordspelling
+2
Basisschool
Groep 7,8
TisTaal by Dutchily E.E.
Groep 7-8 | werkwoordspelling | verleden tijd
July 2025
-
28 slides
Nederlands
Werkwoordspelling
+2
Basisschool
Groep 7,8
TisTaal by Dutchily E.E.
Spelling meervoud op -en en -ën
January 2022
-
26 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1