Herhaling 11.1, 11.2 en 11.3

Erfelijkheid en evolutie herhaling
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Erfelijkheid en evolutie herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Deze les gaan we 11.1 herhalen

Wat kun je verwachten?
- Herhaling erfelijke eigenschappen. 
- Herhaling fenotype en genotype
- Ontstaan van het fenotype
- Herhaling waar informatie is opgeslagen. 
- Chromosomen doorgeven.
- Ontstaan jongen en meisje.

Slide 2 - Tekstslide

Erfelijke eigenschappen
  • Erfelijke eigenschappen erf je van je ouders. Zij geven 50% van hun DNA door aan hun nakomelingen. 
  • Hoe deze eigenschap tot uiting komt noem je een fenotype.

  • Een eigenschap kan er bij verschillende mensen verschillend uitzien: er zijn verschillende fenotypen. 
Oogkleur: blauw, groen, bruin etc. 

Slide 3 - Tekstslide

Ontstaan van het fenotype
Het fenotype van een organisme ontstaat door:
 1 erfelijke eigenschappen
 2 invloeden uit de omgeving

Aanleg: Je hebt aanleg als je de erfelijke informatie hebt om iets goed te kunnen. 

Voorbeelden: Een taal kunnen spreken of goed kunnen rekenen. 

Slide 4 - Tekstslide

De informatie voor je erfelijke eigenschappen
  • Je bouwbeschrijving met alle erfelijke eigenschappen ligt op chromosomen in de kernen van al je cellen.
  • Chromosomen bestaan uit de stof DNA.
  • Mensen hebben 23 paar chromosomen in hun lichaamscellen, dus 46 chromosomen in totaal.
  • De geslachtschromosomen bepalen het geslacht:
Celmembraan
Cytoplasma
Celkern
Chromosomen

Slide 5 - Tekstslide

Chromosomen doorgeven
Ouders geven elk de helft van hun bouwbeschrijving via de eicel of via de zaadcel door.

Van elk chromosomenpaar komt er één in de geslachtscellen waar jij uit bent ontstaan:
- bij je moeder in de eicel
- bij je vader in de zaadcel

De bevruchte eicel bevat 46 chromosomen: 23 van moeder en 23 van vader.

Slide 6 - Tekstslide

Ontstaan van een jongen of een meisje
  • De moeder geeft altijd een X-chromosoom door. 
• Vader geeft:
- of een Y-chromosoom door: het is een jongen
- of een X-chromosoom door: het is een meisje

De vader bepaalt met zijn chromosoom of het een jongen of meisje wordt!

Slide 7 - Tekstslide

Begrippen 

Schijf de betekenis van de verschillende begrippen. Je kunt de lijst me begrippen bij mij halen. 

  • Eigenschappen
  • Erfelijke eigenschappen
  • Fenotype
  • Aanleg
  • Celkern
  • DNA
  • geslachtschromosomen

Slide 8 - Tekstslide

Celkern
Celmembraan
Chromosomen
Cytoplasma

Slide 9 - Sleepvraag

Welke chromosomen geven vader en moeder door aan hun kind?

Slide 10 - Open vraag

Deze les gaan we 11.2 herhalen

Wat kun je verwachten?

- Herhaling genen en genotype
- Herhaling: hoe geef je erfelijke eigenschappen door?
- Herhaling genotype noteren + kruisingsschema's 
- Herhaling kans op een jongen of meisje
- Herhaling uiterlijk van een nakomeling voorspellen
- Mutaties
- Erfelijke aandoeningen

Slide 11 - Tekstslide

Genen en genotype
Een gen is een stukje DNA met informatie voor een eigenschap. 

De informatie voor al je erfelijke eigenschappen op je chromosomen noem je het genotype

Slide 12 - Tekstslide

Erfelijke eigenschappen doorgeven
Voor elke eigenschap heb je twee genen: één van je vader en een van je moeder

Homozygoot = als het individu twee dezelfde genen heeft voor een bepaalde eigenschap.

Heterozygoot = als het individu twee verschillende genen heeft voor een bepaalde eigenschap.

Slide 13 - Tekstslide

Dominant 
Dominant = een gen dat een ander gen overheerst.
Recessief = een gen dat wordt onderdrukt door een ander gen.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe noteer je genotypen?
Dominant = een gen dat een ander gen overheerst.
Recessief = een gen dat wordt onderdrukt door een ander gen.
Dominant schrijven met een hoofdletter: A
Recessief schrijven met een kliene letter: a

Slide 15 - Tekstslide

Homozygoot of heterozygoot
AA = homozygoot dominant
aa = homozygoot recessief
Aa = heterozygoot 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de kans op een jongen of een meisje?
Een jongen heeft een X- en Y-chromosoom.
Een meisje heeft twee X-chromosomen.

Zaadcel kan een X- of een Y-chromosoom bevatten.
In een eicel zit altijd één X-chromosoom.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de kans op een jongen of een meisje?
Er is altijd 50% kans om een meisje of een jongen te krijgen. 

Slide 18 - Tekstslide

Hoe ontstaan erfelijke aandoeningen?
Een erfelijke aandoening is vaak het gevolg van een beschadigde gen. 

Een drager is heterozygoot: hij/zij heeft een gezond gen (A) en een ziekmakend gen (a)

Dragers zijn niet ziek. Ze hebben een dominant gen die het recessieve onderdrukt. 

Slide 19 - Tekstslide

Begrippen 

Schijf de betekenis van de verschillende begrippen. Je kunt de lijst me begrippen bij mij halen. 
  • Genotype
  • Homozygoot
  • Heterozygoot
  • Dominant
  • Recessief
  • Drager
  • Mutatie

Slide 20 - Tekstslide

Ontstaan mutaties

Een verandering in het DNA heet een mutatie

Door een mutatie heeft een gen niet meer de juiste informatie. 
Invloeden op mutaties:

Schadelijke stoffen als asbest. 
straling: Uv straling
sigarettenrook
röntgen en radioactieve straling
Giftige stoffen

Slide 21 - Tekstslide

Hoe ontstaan nieuwe soorten op aarde?
A
doordat sommige soorten uitsterven
B
doordat dieren zich aanpassen
C
Antwoord A en B zijn beide goed
D
geen van beide antwoorden zijn goed.

Slide 22 - Quizvraag

Dominant = een gen dat wordt onderdrukt door een ander gen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Welke chromosomen kan een zaadcel bevatten?
A
X-chromosomen
B
Een X-chromosoom en een Y-chromosoom

Slide 24 - Quizvraag

De kans dat je een jongen of een meisje krijgt is 50/50
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Homozygoot is....

A
Als het individu twee dezelfde genen heeft voor een bepaalde eigenschap
B
Als het individu twee verschillende genen heeft voor een bepaalde eigenschap.
C
Als het individu twee dezelfde en twee verschillende gene heeft voor een bepaalde eigenschap.

Slide 26 - Quizvraag

Deze les gaan we 11.3 herhalen

Wat kun je verwachten
- Herhalen Darwin en zijn evolutietheorie
- Herhalen kunstmatige selectie
- Herhalen natuurlijke selectie
- Herhalen mutaties en ontstaan erfelijke variatie
- Herhaling evolutie.

Slide 27 - Tekstslide

Charles Darwin
Op zijn wereldreis ontdekte Darwin dat de aarde en haar bewoners voortdurend veranderen.

De verklaring die hij bedacht voor het veranderen van soorten heet de evolutietheorie

Slide 28 - Tekstslide

Hoe ontstaan verschillende rassen?
Een ras is een groep individuen van dezelfde soort die ongeveer hetzelfde uitzien. 

Een ras ontstaat doordat mensen dieren fokken of kunstmatig selecteren en daarbij letten op specifieke eigenschappen. 

Slide 29 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Aanpassing: organismen die het best zijn aangepast aan hun omgeving hebben groter kans om te overleven en dus grotere kans om hun genen door te geven.


Slide 30 - Tekstslide

Wat is natuurlijke selectie?

Binnen elke soort is er variatie in eigenschappen:

- Variatie in fenotype: verschil in uiterlijk

- Erfelijke variatie: verschil in erfelijke eigenschappen
Natuurlijke selectie

Goed aangepaste organismen hebben meer kans op nakomelingen dan minder goed aangepaste organismen. 

Er ontstaan meet nakomelingen met de gunstige eigenschap. 

Slide 31 - Tekstslide

Hoe ontstaat erfelijke variatie?
Mutaties zijn veranderingen in het DNA. Hierdoor kunnen genen veranderen. 

Sommige mutaties zijn gunstig: het fenotype is dan beter aangepast aan de omgeving. 

Mutaties zijn soms schadelijke, bijvoorbeeld albinisme.

Slide 32 - Tekstslide

Evolutie

Evolutie de langzame verandering van soorten. 

Er is evolutie als: 
- Er binnen een soort variatie is.
- Deze variatie erfelijk is.
- Er natuurlijke selectie is.


Als individuen van een soort in een nieuwe omgeving gaan leven, kan er een nieuwe soort ontstaan. 

Slide 33 - Tekstslide

Opdrachten:
1, 2, 3, 4, 5, 9, 10, 11, 12, 13 en 14

Begrippen

Schijf de betekenis van de verschillende begrippen. Je kunt de lijst me begrippen bij mij halen. 
Evolutietheorie
Ras
Veredelen
Kunstmatige selectie
Eigenschappen
Erfelijke eigenschappen
Fenotype
Aanleg
Celkern
DNA
geslachtschromosomen



Slide 34 - Tekstslide

Wat nu?
We gaan in groepjes inloggen in de lessonup. Dus ik wel per tafel maar 1 iPad of telefoon zien. Je groepsnaam is, is jullie groepsnummer.

Er komen 10 vragen. De winnaars krijgen een prijsje.  

Speel eerlijk, gedraag je en heb respect voor elkaar. 

Succes

Slide 35 - Tekstslide

Hoe noem je de eigenschappen die tot uiting komen?

Slide 36 - Open vraag

Hoe noem je eigenschappen die in het DNA zitten?

Slide 37 - Open vraag

Waardoor ontstaan het fenotype
A
Door alleen de genen van de vader en moeder.
B
Door alleen het milieu en wat je eet.
C
Door erfelijke eigenschappen en de omgeving.
D
A, B en C zijn een grap

Slide 38 - Quizvraag

Je bouwbeschrijving met alle erfelijke eigenschappen ligt op chromosomen. Waar in de cellen bevinden die zich?

Slide 39 - Open vraag

Celkern
Celmembraan
Chromosomen
Cytoplasma

Slide 40 - Sleepvraag

Van elk chromosomenpaar komt er één in de geslachtscellen waar jij uit bent ontstaan:

Welke geslachtscellen hebben vrouwen?

Slide 41 - Open vraag

Welke chromosomen geven vader en moeder door aan hun kind?
A
De vader: X en X De moeder: X en Y
B
De vader: Alleen de X De moeder: Alleen de Y
C
De vader: Alleen de Y De moeder: X en X
D
De vader: X en Y De moeder: X en X

Slide 42 - Quizvraag

Welke ratten hebben de meeste kans om te overleven. Waarom?

Slide 43 - Open vraag

Geslachtschromosomen
Evolutie
Aanpassing
Een klein stukje DNA op een chromosoom, dat informatie voor een eigenschap bevat.
De langzame verandering van soorten of het ontstaan van nieuwe soorte
Eigenschap waardoor een organisme een grotere kans heeft om te overleven. Het organisme kan zich voorplanten en de gunstige genen doorgeven.

Slide 44 - Sleepvraag