3TL 8.1

Paragraaf 8.1
Waarom de grens over?




Klas: atl3ec1 




1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 8.1
Waarom de grens over?




Klas: atl3ec1 




Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
Filmpje;
Uitleg;
Zelfstandig werken.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
In deze les leer je:

waarom Nederland producten importeert;
waarom Nederland producten exporteert;
hoe je de omvang van onze internationale handel bepaalt;
hoe je bepaalt of internationale handel belangrijk is voor een land. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Import/invoer
Import = Nederlandse bedrijven kopen producten in het buitenland.

Redenen om te importeren:
Sommige landen kunnen bepaalde goederen goedkoper produceren.
Bepaalde grondstoffen komen in ons land niet of te weinig voor.
Sommige landbouwgewassen groeien niet in ons klimaat.


Slide 5 - Tekstslide

Export en wederuitvoer
Export (of uitvoer) = Nederlandse bedrijven verkopen producten aan het buitenland.

Goederenexport bestaat uit:
  • goederen die in Nederland zijn gemaakt
  • goederen die eerst geïmporteerd zijn = wederuitvoer

Bij wederuitvoer worden goederen na invoer onbewerkt doorverkocht.



Slide 6 - Tekstslide

Betalingsbalans
Uitvoerwaarde = wat we in totaal verdienen aan de export
Invoerwaarde = wat we in totaal betalen voor de import


Op de betalingsbalans staan alle ontvangsten uit het buitenland en alle betalingen aan het buitenland.
Uitvoerwaarde > invoerwaarde = handelsoverschot
Invoerwaarde > uitvoerwaarde = handelstekort




Slide 7 - Tekstslide

Invoer- en uitvoerwaarde
Invoerwaarde = ingevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid.
Uitvoerwaarde = uitgevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid.

Voorbeeld:
In een jaar voert Nederland 9 miljoen kilo Belgische bonbons in. De gemiddelde prijs van een kilo Belgische bonbons is €6,10. 

Bereken de invoerwaarde.

Slide 8 - Tekstslide

Open economie
Nationaal inkomen = alle inkomens van de inwoners van een land bij elkaar opgeteld.

Open economie = een land dat een groot deel van het nationaal inkomen
  • verdient met export
  • besteedt aan import


Gesloten economie = een land dat naar verhouding weinig in- en uitvoert ten opzichte van het nationaal inkomen.




Slide 9 - Tekstslide

Importpercentage
Importpercentage = totale invoerwaarde ÷ nationaal inkomen x 100%

Voorbeeld: 
Nederland heeft in een jaar een nationaal inkomen van €818 miljard. De waarde van de invoer is in dat jaar €402 miljard. De exportwaarde is €469 miljard.

Bereken het importpercentage.

Slide 10 - Tekstslide

Exportpercentage
Exportpercentage = totale uitvoerwaarde ÷ nationaal inkomen x 100%
  

Voorbeeld:
Nederland heeft in een jaar een nationaal inkomen van €818 miljard. De waarde van de invoer is in dat jaar €402 miljard. De exportwaarde is €469 miljard.

Bereken het exportpercentage.

Slide 11 - Tekstslide

Welke beweringen zijn juist?

Er zijn meerdere antwoorden mogelijk
A
Alle goederen die Nederland exporteert, zijn in ons land gemaakt
B
Export zorgt voor werkgelegenheid in ons land.
C
Export levert ons land inkomsten op

Slide 12 - Quizvraag

In een jaar exporteren Nederlandse telers 1.475.000.000 kilo tomaten. De gemiddelde prijs van een kilo tomaten is € 0,95.


Bereken de uitvoerwaarde van Nederlandse tomaten in dat jaar.
A
€1.475.000.000
B
€1.552.631
C
€1.390.420.000
D
€1.401.250.000

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer is er een overschot op de betalingsbalans?
A
Als de importwaarde hoger is dan de exportwaarde
B
Als een land een gesloten economie heeft
C
Als de exportwaarde hoger is dan de importwaarde.

Slide 14 - Quizvraag

In een jaar is het nationaal inkomen €795,3 miljard. De uitvoerwaarde is
€438,4 miljard en de invoerwaarde €356,6 miljard.

Bereken de export als percentage van het nationaal inkomen.
A
55,1%
B
44,8%
C
36,4%
D
54,9%

Slide 15 - Quizvraag

timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
(Af) maken paragraaf 8.1

Slide 17 - Tekstslide