B3 H3 Grammatica en spelling (II): persoonsvorm in samengestelde zinnen

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

SAMENGESTELDE ZINNEN

- Je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen correct spellen



Slide 2 - Tekstslide

PERSOONSVORMEN

 IN SAMENGESTELDE ZINNEN

Eerder leerde je hoe je persoonsvormen goed moet spellen.

Ook leerde je hoe je de persoonsvormen en onderwerpen kunt vinden in samengestelde zinnen.


In deze les leer je de persoonsvormen in samengestelde zinnen goed spellen.



Slide 3 - Tekstslide

Hoe schrijf je de pv in de tt goed?

Hij (onthouden) de woordjes nooit na één keer doorlezen.
A
onthoud
B
onthoudt
C
onthouden

Slide 4 - Quizvraag

Hoe schrijf je de pv in de tt goed?

Hij (wennen) snel op de nieuwe school.
A
wen
B
went
C
wennen

Slide 5 - Quizvraag

Hoe schrijf je de pv in de tt goed?

(Twijfelen) niet aan jezelf!
A
Twijfel
B
Twijfelt
C
Twijfelen

Slide 6 - Quizvraag

Hoe schrijf je de pv in de tt goed?

Marly (zorgen) vaak voor het klassenboek.
A
zorg
B
zorgt
C
zorgen

Slide 7 - Quizvraag

Hoe schrijf je de pv in de tt goed?

De schoonmaaksters (stofzuigen) het vieze lokaal.
A
stofzuig
B
stofzuigt
C
stofzuigen

Slide 8 - Quizvraag

Hoe schrijf je de pv in de vt goed?

Mevrouw Luijk (manoeuvreren) haar auto erg goed tussen de obstakels door.
___
A
manoeuvreerde
B
manoeuvreerden

Slide 9 - Quizvraag

Hoe schrijf je de pv in de vt goed?

Michelle (leren) heel erg goed voor haar test.
___
A
leerde
B
leerden

Slide 10 - Quizvraag

Hoe schrijf je de pv in de vt goed?

In de zoektocht naar de schat (ontcijferen) de onderzoekers de geheime code.
___
A
ontcijferde
B
ontcijferden

Slide 11 - Quizvraag

Hoe schrijf je de pv in de vt goed?

Mijn moeder (kaften) vorig jaar al mijn boeken voor mij.
___
A
kaftte
B
kaftten
C
kafte
D
kaften

Slide 12 - Quizvraag

Hoe schrijf je de pv in de vt goed?

Joost (vergeten) zijn bril mee te nemen.
___
A
vergeette
B
vergeetten
C
vergat
D
vergaten

Slide 13 - Quizvraag

PERSOONSVORMEN

IN EEN SAMENGESTELDE ZIN

Zet de zin in een andere tijd:

Je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom. 

De werkwoorden die veranderen, zijn de persoonsvormen.


VOORBEELD:

Lotte denkt dat haar cijfer een voldoende is.


Lotte dacht dat haar cijfer een voldoende was.

Slide 14 - Tekstslide

PERSOONSVORMEN

 IN SAMENGESTELDE ZINNEN

Juist spellen van de persoonsvormen:

- Controleer of het werkwoord een persoonsvorm is

- Kijk of het werkwoord in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) staat

- Kijk naar het onderwerp om te zien of de pv enkelvoud (ev) of meervoud (mv) is

- Vul de juiste vorm van het werkwoord in


Slide 15 - Tekstslide

DOE OORTJES IN EN KIJK DE VOLGENDE FILMPJES

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

OEFENING


In de volgende zinnen noteer je

de persoonsvorm (pv) van de werkwoorden tussen haakjes steeds in de tegenwoordige tijd (tt).

Slide 20 - Tekstslide

Noteer de pv van de werkwoorden tussen haakjes in de tt.

Ik (hopen) dat de mentor mijn verhaal (geloven).

Slide 21 - Open vraag

Noteer de pv van de werkwoorden tussen haakjes in de tt.

Mijn moeder (wensen) dat ze gezond (blijven).

Slide 22 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm van de werkwoorden tussen haakjes in de tt.
Lies (stellen) voor om te gaan bowlen, maar Rachid (vinden) dat niet leuk.


Slide 23 - Open vraag

Noteer de pv van de werkwoorden tussen haakjes in de tt.

Als honden (blaffen), (bijten) ze tenminste niet.


Slide 24 - Open vraag

Noteer de pv van de werkwoorden tussen haakjes in de tt.

Wanneer jij je niet (afmelden), (worden) de trainer heel boos.


Slide 25 - Open vraag

Noteer de pv van de werkwoorden tussen haakjes in de tt.

De meisjes (blijven) het vervelend vinden, dat Robin altijd aan hun haren (trekken).


Slide 26 - Open vraag

OEFENING


In de volgende zinnen noteer je

de persoonsvorm (pv) van de werkwoorden tussen haakjes steeds in de verleden tijd (vt).


Kijk steeds goed of het onderwerp (ow) enkelvoud (ev) of meervoud (mv) is.


Slide 27 - Tekstslide

Noteer de pv van de werkwoorden tussen haakjes in de vt.

Tijdens de Avondvierdaagse (plenzen) het op maandag, maar (schijnen) de zon op dinsdag.


Slide 28 - Open vraag

Noteer de pv van de werkwoorden tussen haakjes in de vt.

De verkoper (zeggen) dat de sweater aan de grote kant (zijn).


Slide 29 - Open vraag

Noteer de pv van de werkwoorden tussen haakjes in de vt.

Het (verbazen) me erg dat jullie die enge man (vertrouwen).


Slide 30 - Open vraag

Noteer de pv van de werkwoorden tussen haakjes in de vt.

Toen de medewerker de verwaarlozing (constateren), (schakelen) hij meteen de dierenbescherming in.


Slide 31 - Open vraag

Noteer de pv van de werkwoorden tussen haakjes in de vt.

Waarschijnlijk (verwachten) je ouders niet dat jouw zus ooit in Engeland (zullen) gaan wonen.


Slide 32 - Open vraag

Noteer de pv van de werkwoorden tussen haakjes in de vt.

De verkouden docent (hoesten) en (kuchen) de hele les.


Slide 33 - Open vraag

OEFENING

In de volgende zinnen noteer je de juiste vorm van

de werkwoorden tussen haakjes.

Bedenk eerst of het werkwoord een persoonsvorm is.

De persoonsvorm noteer je in de tegenwoordige tijd.


Je moet dus soms ook werkwoorden opschrijven die géén persoonsvorm zijn.

Slide 34 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.

Ons huis is opgeknapt en helemaal opnieuw (verven).

Slide 35 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.

Mijn vader (verbouwen) de keuken, omdat mijn moeder dat graag wil.

Slide 36 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.

De jongen grijnst gemeen, omdat zijn broertje is (struikelen).

Slide 37 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.

De boze kleuter (gillen) en krijst de hele boel bij elkaar.

Slide 38 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.

Adriaan denkt dat Henk in het donker te hard heeft (rijden).

Slide 39 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.

Als een voetballer een strafschop mist, (vinden) hij dat een afgang.

Slide 40 - Open vraag

OEFENING

In de volgende zinnen noteer je de juiste vorm van

de werkwoorden tussen haakjes.

Bedenk eerst of het werkwoord een persoonsvorm is.

De persoonsvorm noteer je in de verleden tijd.


Je moet dus soms ook werkwoorden opschrijven die géén persoonsvorm zijn.

Slide 41 - Tekstslide

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.

Waarom (beantwoorden) de verkopers jouw vraag niet, toen je hun wat vroeg?

Slide 42 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.

Vorige week ging Mark naar de dierentuin en daar (mogen) hij een haai aaien.

Slide 43 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.

Twee schaatsers glibberden over het ijs en ze zijn zo een wak in (glijden).

Slide 44 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.

Omdat de spijkerbroek niet zoveel (kosten), kocht ik het meteen.

Slide 45 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.

Mijn vader had (koken), dus mijn moeder deed de afwas.

Slide 46 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het werkwoord.

Als kleuter (kunnen) ik heel lang slapen en lag ik uren in mijn bed.

Slide 47 - Open vraag

GELEERD?

SAMENGESTELDE ZINNEN

- Je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen correct spellen



Slide 48 - Tekstslide

Wat wist je al?

Slide 49 - Open vraag

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 50 - Open vraag

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 51 - Tekstslide