Zinsdelen meewerkend vw,
De kinderen gooien sneeuwballen.
ww. gez =
ww. gez =
A
De kinderen
B
gooien
C
sneeuwballen
1 / 14
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
De kinderen gooien sneeuwballen.
ww. gez =
ww. gez =
A
De kinderen
B
gooien
C
sneeuwballen
Slide 1 - Quizvraag
De kinderen gooien sneeuwballen.
Pv =
Pv =
A
De kinderen
B
gooien
C
sneeuwballen
Slide 2 - Quizvraag
De kinderen gooien sneeuwballen.
ond =
ond =
A
De kinderen
B
gooien
C
sneeuwballen
Slide 3 - Quizvraag
De kinderen gooien sneeuwballen.
lijd. voorwerp =
lijd. voorwerp =
A
De kinderen
B
gooien
C
sneeuwballen
Slide 4 - Quizvraag
De bakker bakt elke ochtend een vers brood.
Pv =
Pv =
A
De bakker
B
bakt
C
elke ochtend
D
een vers brood
Slide 5 - Quizvraag
De bakker bakt elke ochtend een vers brood.
ww. gez. =
ww. gez. =
A
De bakker
B
bakt
C
elke ochtend
D
een vers brood
Slide 6 - Quizvraag
De bakker bakt elke ochtend een vers brood.
ond =
ond =
A
De bakker
B
bakt
C
elke ochtend
D
een vers brood
Slide 7 - Quizvraag
De bakker bakt elke ochtend een vers brood.
lijd. voorwerp =
lijd. voorwerp =
A
De bakker
B
bakt
C
elke ochtend
D
een vers brood
Slide 8 - Quizvraag
De bakker bakt elke ochtend een vers brood.
bepaling van tijd =
bepaling van tijd =
A
De bakker
B
bakt
C
elke ochtend
D
een vers brood
Slide 9 - Quizvraag
De monnik vertelde een verhaal over het verre verleden.
Pv =
Pv =
A
De monnik
B
vertelde
C
een verhaal
D
over het verre verleden
Slide 10 - Quizvraag
De monnik vertelde een verhaal over het verre verleden.
ww. gez =
ww. gez =
A
De monnik
B
vertelde
C
een verhaal
D
over het verre verleden
Slide 11 - Quizvraag
De monnik vertelde een verhaal over het verre verleden.
ond =
ond =
A
De monnik
B
vertelde
C
een verhaal
D
over het verre verleden
Slide 12 - Quizvraag
De monnik vertelde een verhaal over het verre verleden.
lijd. voorwerp =
lijd. voorwerp =
A
De monnik
B
vertelde
C
een verhaal
D
over het verre verleden
Slide 13 - Quizvraag
De monnik vertelde een verhaal over het verre verleden.
meewerkend voorwerp =
meewerkend voorwerp =
A
De monnik
B
vertelde
C
een verhaal
D
over het verre verleden
