Les 3 De Struisvogel

Les 3 De Struisvogel
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 3 De Struisvogel

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze les
Aan het eind van deze les
  • Ken je 12 nieuwe woorden
  • Weet je meer over de struisvogel

Slide 2 - Tekstslide

woordenschat
  • de kronkel 
  • een rare bocht in iets
  • het bakbeest:  
  • het erg grote beest
  • zwerven:            
  • van de ene naar de andere plek gaan, maar nergens lang blijven
  • de vlakte:           
  • het stuk land waar geen heuvels zijn
  • de gnoe:             
  • een dier met horens, lijkend op een koe
  • bol:                        
  • iets dat helemaal rond is















Slide 3 - Tekstslide

Woordenschat

de benen nemen:                snel wegrennen
het op een lopen zetten:  hard wegrennen
schuw:                                      bang om in de buurt van mensen te komen
ergens in trappen:              je laat je voor de gek houden, je loopt in de val
uitsterven:                              als een dier uitgestorven is, bestaat er niet één meer op de hele wereld
de zeelieden:                         mensen die voor hun beroep op zee varen










Slide 4 - Tekstslide

Filmpje
Over de struisvogel kijken we nu eerst een filmpje.
Klik op de link:
Waarom kunnen struisvogel niet vliegen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Denkvraag
In het filmpje worden 3 redenen genoemd waarom een struisvogel niet kan vliegen. 
Noem ze alle 3.

Slide 7 - Tekstslide

Wat zal je in deze tekst gaan lezen, denk je?

Slide 8 - Tekstslide

De inleiding
Struisvogels bestaan al miljoenen jaren. Allerlei soorten liepen vroeger over onze aardbol. Daar is nog één soort van over: de ‘Struthio Camelus’. In het Nederlands betekent die naam struisvogel-kameel. De struisvogel loopt vaak met een kronkel in zijn nek. Net als een kameel. Daarom dachten de mensen dat zijn moeder een vogel was en zijn vader een kameel. Maar wij zeggen gewoon struisvogel.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is niet waar?
Tekst
A
De struisvogel loopt vaak met een kronkel in zijn nek.
B
Struisvogels bestaan al miljoenen jaren
C
Er bestaan nog heel veel soorten struisvogels
D
Vroeger dacht men dat de vader van de struisvogel een kameel was

Slide 10 - Quizvraag

Alinea 1
Struisvogels zijn de allergrootste en allerzwaarste vogels van de wereld. Bakbeesten van wel 150 kilo. Zo'n gewicht krijg je de lucht niet in. Je zult een struisvogel dus nooit zien vliegen. Rennen kan hij des te beter. Een wedstrijdje hardlopen met een giraf, een kangoeroe of met jou? Dat wint onze struis met gemak. Loopt er ook een leeuw mee, dan gaat hij pas echt zijn best doen. Want die kan van hem winnen… brrr

Slide 11 - Tekstslide

Denkvraag
Waar gaat deze alinea vooral over, denk je? Leg uit.

Slide 12 - Tekstslide

Denkvraag
Waarom staat er aan het eind van deze alinea brrr…, denk je? Leg je antwoord uit.

Slide 13 - Tekstslide

Alinea 2
Struisvogels komen uit Afrika. Ze zwerven door woestijnen en over vlaktes. Vaak zie je ze samen met andere graseters, zoals zebra's en gnoes. Zo’n lange struisnek steekt overal bovenuit. In jouw slaapkamer raakt een struisvogel met zijn kop het plafond. Zijn grote bolle ogen houden alles in de gaten. Komt die leeuw eraan, dan neemt je struisvogel de benen. Zo waarschuwen ze de andere dieren.

Slide 14 - Tekstslide

Denkvraag
Wat zijn graseters, denk je?
Hebben wij in Nederland ook graseters?

Slide 15 - Tekstslide

Denkvraag
De struisvogel raakt het plafond van jouw kamer. 
Wat wil de schrijfster met deze zin vertellen, denk je?

Slide 16 - Tekstslide

Denkvraag
Zo waarschuwen ze de andere dieren.
Wat wordt er bedoeld met zo, denk je?

Slide 17 - Tekstslide

Alinea 3
Ook als struisvogels mensen zien, zetten ze het op een lopen.In Afrika leeft een woestijnvolk dat van de ene plek naar de andere trekt. Af en toe komen ze struisvogels tegen. Een stukje struisvogel lusten ze wel. Maar hoe vang je zo'n schuw beest? Heel makkelijk. Ze verkleden zich als struisvogel. En de struisvogel trapt erin. Wanneer hij de truc doorheeft, is het te laat. De pijlen en speren vliegen om zijn kop.

Slide 18 - Tekstslide

Denkvraag
De struisvogel trapt erin. 
Waar trapt de struisvogel in, denk je?

Slide 19 - Tekstslide

Alinea 4
Voor het aller-allergrootste struisvogelei moet je in het museum zijn. Het ei is van een uitgestorven reuzenstruisvogel. Hij leefde op het eiland Madagascar, vlakbij Afrika. Steeds gingen daar zeelieden aan land om op die reuzenvogel te jagen. Als je dat lang doet, raakt zo'n vogel op. En op is op. Er zijn later alleen nog een paar eieren gevonden. Zou je zo'n ei vol met water doen, dan past er negen liter in. Zes keer zoveel als bij een gewoon struisvogelei. Maar ook het ei van onze ‘Struthio Camelis’ is groot. Er zit anderhalve liter eiwit en eigeel in. Daar kan jouw hele familie van eten.

Slide 20 - Tekstslide

Denkvraag
Weten we waar het museum staat waar het allergrootste ei te vinden is? 

Leg je antwoord uit.



Slide 21 - Tekstslide

Denkvraag
Leeft de reuzenstruisvogel nog? 
Door welke zin krijg je antwoord op deze vraag?

Slide 22 - Tekstslide

Afsluiting
Klopte je voorspelling voordat je ging lezen?

Slide 23 - Tekstslide